Statuten Stichting Nederlands Letterenfonds

Geraadpleegd op 23-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 13-05-2024.
Geldend van 04-07-2023 t/m heden

Statuten Stichting Nederlands Letterenfonds

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze statuten wordt verstaan onder:

  • ‘bestuur’: het bestuur van de stichting;

  • 'Raad van Toezicht’: de raad van toezicht van de stichting;

  • ‘schriftelijk’: bij brief, e-mail of bij bericht dat via een ander gangbaar communicatiemiddel wordt overgebracht en op schrift kan worden ontvangen;

  • ‘in vergadering’:gezamenlijk in dezelfde ruimte aanwezig of via een communicatiemiddel met elkaar verbonden;

  • ‘stichting’:Stichting Nederlands Letterenfonds;

  • ‘minister’:de minister die het cultuurbeleid in zijn portefeuille heeft, thans de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • ‘hij’:onder hij wordt tevens verstaan iedere andere genderaanduiding die door de betreffende persoon als geëigend wordt ervaren.

Artikel 2. Naam en zetel

  • 1 De naam van de stichting is: Stichting Nederlands Letterenfonds.

  • 2 De stichting heeft haar zetel in de gemeente Amsterdam.

Artikel 3. Doel en vermogen

  • 1 De stichting heeft tot doel:

    • a. het bevorderen van de kwaliteit en diversiteit van de Nederlands- Fries- en Papiamentstalige letteren en van de kwaliteit en diversiteit van literaire werken in de Nederlandse gebarentaal;

    • b. het bevorderen van de kwaliteit en diversiteit van de literatuur uit andere taalgebieden in Nederlandse, Friese of Papiamentse vertaling of vertaling in de Nederlandse gebarentaal;

    • c. het bevorderen van de vertaling van kwalitatief hoogstaande oorspronkelijk Nederlands-, Fries-, en Papiamentstalige literaire werken en literaire werken in de Nederlandse gebarentaal in andere talen dan het Nederlands, het Fries en het Papiaments alsmede de internationale verspreiding van deze vertalingen, en voorts al hetgeen daarmee verband houdt of daaraan bevorderlijk kan zijn.

  • 2 De stichting tracht deze doelen te bereiken onder meer door:

    • a. het verlenen van subsidies en andere middelen aan schrijvers, vertalers, uitgevers en instellingen voor activiteiten die zijn gericht op de schepping, productie, publicatie, distributie en promotie van oorspronkelijk Nederlands, Fries en Papiamentstalige literaire werken en literaire werken in de Nederlandse gebarentaal dan wel van literaire vertalingen uit, dan wel in de Nederlandse, Friese, Papiamentse taal of Nederlandse gebarentaal;

    • b. de bevordering van het op niveau beoefenen van het vak van literair vertaler;

    • c. het in stand houden en ondersteunen van residenties in Nederland voor beoefenaars van het vak van literair schrijver en vertaler;

    • d. het organiseren en ondersteunen van manifestaties, festivals, workshops en conferenties in binnen- en buitenland;

    • e. het beheren van een Letterenhuis dat behuizing biedt aan onder meer Stichting Schrijverscentrale; en:

    • f. alle andere wettige wijzen die aan deze doelen dienstbaar zijn.

  • 3 De stichting heeft niet ten doel het maken van winst.

  • 4 Het vermogen van de stichting dient ter verwezenlijking van het doel van de stichting.

  • 5 De geldmiddelen van de stichting bestaan uit:

    • a. subsidies;

    • b. bijdragen van instellingen en particulieren;

    • c. andere langs wettige weg verkregen baten.

  • 6 De stichting zal de volgende codes, zoals deze van tijd tot tijd zullen luiden, toepassen:

    • de Governance Code Cultuur;

    • de Code Diversiteit & Inclusie; en

    • de Fair Practice Code.

Artikel 4. Organen van de stichting

De stichting kent de volgende organen:

Artikel 5. Bestuur: samenstelling, benoeming en ontslag

  • 1 Het bestuur bestaat uit een door de raad van toezicht vast te stellen aantal van ten minste één en ten hoogste twee natuurlijke personen. Een niet voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden. In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien

  • 2 Een bestuurder wordt benoemd, geschorst en ontslagen door de minister.

  • 3 De raad van toezicht stelt een profielschets op voor leden van het bestuur, rekening houdend met de aard van de stichting, haar activiteiten en de gewenste deskundigheid van de bestuurder.

  • 4 Leden van het bestuur worden door de minister benoemd op voordacht van de raad van toezicht van de stichting. De voordracht vindt plaats met inachtneming van de profielschets bedoeld in lid 3.

  • 5 Indien de minister zich niet kan vinden in de door de raad van toezicht voorgedragen kandidaat, stelt hij de raad van toezicht in de gelegenheid binnen twee maanden een nieuwe kandidaat voor te dragen.

  • 6 Een bestuurder wordt benoemd voor ten hoogste vijf jaar. Hij is éénmaal onmiddellijk herbenoembaar.

  • 7 Schorsing en ontslag van een bestuurder vindt slechts plaats wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de vervulde functie dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen. Ontslag vindt voorts plaats op eigen verzoek. Schorsing en ontslag als bedoeld in de eerste zin van dit artikellid vinden niet plaats dan na voorafgaande consultatie van de raad van toezicht.

  • 8 Het lidmaatschap van een lid van het bestuur eindigt:

    • a. door zijn overlijden;

    • b. doordat hij failliet wordt verklaard of hem surseance van betaling wordt verleend dan wel doordat de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op hem van toepassing wordt verklaard;

    • c. door zijn ondercuratelestelling of doordat hij anderszins het vrije beheer over zijn vermogen verliest;

    • d. door zijn aftreden, al dan niet wegens het volbrengen van de vijfjaarsperiode dan wel tienjaarsperiode als in lid 6 bedoeld;

    • e. door zijn ontslag, verleend door de rechtbank in de gevallen in de wet voorzien;

    • f. door zijn ontslag verleend door de minister;

    • g. door het aanvaarden van een benoeming tot lid van de raad van toezicht;

    • h. door het aanvaarden van een benoeming tot directeur dan wel bestuurder of tot lid van een toezichthoudend orgaan van een instelling op het gebied van de letteren, voor welke benoeming door de raad van toezicht geen ontheffing is verleend.

  • 9 De raad van toezicht stelt de bezoldiging en verdere arbeidsvoorwaarden van de bestuurder(s) vast met inachtneming van de Wet normering topinkomens, of een daarvoor in de plaats getreden regeling.

Artikel 6. Bestuur: taak en bevoegdheden

  • 1 Het bestuur is belast met het besturen van de stichting en met het beheer van en de beschikking over het vermogen van de stichting binnen de grenzen van haar doel en onverminderd het bepaalde in artikel 17, en binnen de grenzen van een door de raad van toezicht goed te keuren bestuursreglement.

    Bij de vervulling van haar taak richten de bestuurders zich naar het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie.

  • 2 Het bestuur is, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9, bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, of tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt, alsmede tot vertegenwoordiging van de stichting ter zake van deze handelingen.

  • 3 Het bestuur kan zich bij besluitvorming over aanvragen van een subsidie laten adviseren door een of meerdere adviseurs of adviescolleges. Leden van adviescolleges worden benoemd op basis van een profielschets en ontslagen door het bestuur.

  • 4 Bestuursleden doen opgave van hun nevenfuncties aan de raad van toezicht, waaronder bestuursfuncties, commissariaten en adviseurschappen. Een bestuurder dient melding te doen van zakelijke banden tussen de stichting en een andere rechtspersoon of onderneming waarmee de bestuurder – direct dan wel indirect – persoonlijk is betrokken.

  • 5 Een bestuurder kan geen subsidie ontvangen uit de middelen van het fonds.

  • 6 Bestuurders kunnen – behoudens ontheffing door de raad van toezicht – geen directielid of bestuurslid zijn van of het lidmaatschap van een toezichthoudend orgaan bekleden van een instelling die eenzelfde of een gelijksoortig doel heeft als de stichting met uitzondering van die functies die zij qualitate qua bekleden.

  • 7 Het bestuur doet een voorstel aan de raad van toezicht omtrent de besluitvorming en de werkwijze van het bestuur waarin begrepen de informatievoorziening aan de raad van toezicht. Deze regels worden schriftelijk vastgelegd in een bestuursreglement en vastgesteld door de raad van toezicht. Doet het bestuur geen voorstel voor een bestuursreglement, dan is de raad van toezicht bevoegd het bestuursreglement zelfstandig vast te stellen.

  • 8 Besluiten van het bestuur kunnen te allen tijde schriftelijk worden genomen.

  • 9 Het bestuur stelt de volgende plannen op en herziet deze zo nodig;

    • a. een jaarlijks beleidsplan met de daarbij behorende begroting;

    • b. een voortschrijdend meerjarenbeleidsplan;

    • c. een plan inzake een adequaat risicobeheersings- en controlesysteem;

    • d. eventuele andere plannen als van tijd tot tijd door de raad van toezicht te bepalen.

  • 10 De plannen behoeven de goedkeuring van de raad van toezicht.

Artikel 7. Bestuur: vertegenwoordiging; tegenstrijdig belang

  • 1 Het bestuur vertegenwoordigt de stichting.

  • 2 In geval er twee bestuurders zijn, komt de vertegenwoordigingsbevoegdheid ook aan iedere bestuurder individueel toe.

  • 3 Het bestuur kan functionarissen met algemene of beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid aanstellen. Ieder van hen vertegenwoordigt de stichting met inachtneming van de begrenzing aan zijn bevoegdheid gesteld. De titulatuur van deze functionarissen wordt door het bestuur bepaald.

  • 4 Bij ontstentenis of belet van één bestuurder is de overblijvende bestuurder met het gehele bestuur belast. In geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders en functionarissen als bedoeld in het vorige artikellid is de persoon die daartoe door de raad van toezicht is of wordt aangewezen, tijdelijk met het besturen van de stichting belast. Gaat de raad van toezicht niet binnen vier weken tot een zodanige aanwijzing over dan kan (zolang de raad van toezicht daartoe niet een persoon heeft aangewezen) de minister, al dan niet op verzoek van één of meer belanghebbende(n), een persoon aanwijzen die tijdelijk met het besturen van de stichting is belast.

    Onder belet wordt in dit artikel in ieder geval verstaan de omstandigheid dat

    • a. de bestuurder gedurende een periode van meer dan zeven dagen onbereikbaar is door ziekte of andere oorzaken; of

    • b. de bestuurder is geschorst.

  • 5 De bestuurder die een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie, meldt dit terstond aan de raad van toezicht en verschaft daarover alle relevante informatie.

    De raad van toezicht besluit of er sprake is van een belang dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie.

    Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien de betreffende bestuurder daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie.

    Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de raad van toezicht.

Artikel 8. Verstrekken van subsidie

Het bestuur beslist over het verstrekken van subsidie of andere vormen van ondersteuning met inachtneming van een of meerdere reglementen met daarin de besluitvorming, de werkwijze, de procedures, de criteria voor het verstrekken van subsidies of andere vormen van ondersteuning en de verplichtingen die aan de ontvanger worden opgelegd als bedoeld in artikel 15.

Artikel 9. Goedkeuring besluiten van het bestuur

  • 1 Onverminderd het elders in deze statuten bepaalde, zijn aan de goedkeuring van de raad van toezicht onderworpen de besluiten van het bestuur omtrent:

    • a. het verkrijgen, vervreemden, bezwaren, huren, verhuren en op andere wijze in gebruik of genot verkrijgen en geven van registergoederen;

    • b. de strategie van de stichting die moet leiden tot realisatie van de statutaire doelstellingen;

    • c. de financiering van de strategie van de stichting;

    • d. het ter leen verstrekken van gelden, alsmede het ter leen opnemen van gelden waaronder niet is begrepen het gebruik maken van een aan de stichting verleend bankkrediet;

    • e. het benoemen van de externe accountant;

    • f. duurzame rechtstreekse of middellijke samenwerking met een andere organisatie of instelling en het verbreken van zodanige samenwerking

    • g. het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt;

    • h. het aanstellen van functionarissen als bedoeld in artikel 7.3 en vaststellen van hun bevoegdheid en titulatuur;

    • i. het optreden in rechte, met uitzondering van het nemen van die rechtsmaatregelen die geen uitstel kunnen lijden;

    • j. het vaststellen van de hoofdlijnen van het arbeidsvoorwaardenbeleid voor de medewerkers en van het beleid ten aanzien van de adviseurs van het fonds;

    • k. het sluiten en wijzigen van arbeidsovereenkomsten waarbij een beloning wordt toegekend boven die, welke uit bestaande regelingen voortvloeien;

    • l. het treffen van pensioenregelingen en het toekennen van pensioenrechten boven die, welke uit bestaande regelingen voortvloeien;

    • m. de beëindiging van de dienstbetrekking van een aanmerkelijk aantal (minimaal drie) werknemers tegelijkertijd of binnen een tijdsbestek van zes maanden;

    • n. de aanvraag van faillissement en van surseance van betaling van de stichting.

  • 2 De raad van toezicht kan bepalen dat een in het eerste lid bedoeld besluit, evenwel met uitzondering van het vervreemden, verkrijgen of bezwaren van registergoederen, niet aan zijn goedkeuring is onderworpen, indien het daarmee gemoeide belang een door de raad van toezicht te bepalen en schriftelijk aan het bestuur op te geven waarde niet te boven gaat. Evenmin is een besluit aan de goedkeuring onderworpen wanneer dit voortvloeit uit een van de goedgekeurde plannen genoemd in artikel 6.9.

  • 3 De raad van toezicht is bevoegd ook andere besluiten dan die in het eerste lid zijn genoemd aan zijn goedkeuring te onderwerpen. Deze besluiten dienen duidelijk omschreven te worden en schriftelijk aan het bestuur te worden meegedeeld.

  • 4 Het ontbreken van goedkeuring van de raad van toezicht voor een besluit als bedoeld in dit artikel, evenwel met uitzondering ten aanzien van het vervreemden, verkrijgen of bezwaren van registergoederen, tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur niet aan.

Artikel 10. Raad van toezicht

  • 1 De stichting heeft een raad van toezicht bestaande uit minimaal vijf en maximaal zeven leden, waarvan de kosten ten laste komen van de stichting.

  • 2 Leden van de raad van toezicht worden benoemd, geschorst of ontslagen door de minister.

  • 3 De raad van toezicht stelt een profielschets op voor de leden van de raad van toezicht, rekening houdend met de aard van de stichting, haar activiteiten en de gewenste deskundigheid van de leden.

  • 4 Leden van de raad van toezicht worden door de minister benoemd op voordacht van de raad van toezicht van de stichting. De voordracht vindt plaats met inachtneming van de profielschets bedoeld in het derde lid.

  • 5 Indien de minister zich niet kan vinden in de door de raad van toezicht voorgedragen kandidaat, stelt hij de raad van toezicht in de gelegenheid binnen twee maanden een nieuwe kandidaat voor te dragen.

  • 6 Leden van de raad van toezicht hebben daarin zitting voor ten hoogste vier jaar. Elk jaar treedt volgens een door de raad op te stellen rooster tenminste één lid af. Een lid is na aftreden volgens rooster éénmaal onmiddellijk herbenoembaar. Een tussentijds benoemd lid neemt de plaats in van zijn voorganger voor de resterende duur van diens zittingsperiode, tenzij deze periode korter duurt dan een jaar; hij is éénmaal onmiddellijk herbenoembaar.

  • 7 Schorsing en ontslag van een lid van de raad van toezicht vindt slechts plaats wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de vervulde functie dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen. Ontslag vindt voorts plaats op eigen verzoek. Schorsing en ontslag als bedoeld in de eerste zin van dit artikellid vinden niet plaats dan na voorafgaande consultatie van de raad van toezicht.

  • 8 Het lidmaatschap van een lid van de raad van toezicht eindigt:

    • a. door zijn overlijden;

    • b. doordat hij failliet wordt verklaard of hem surseance van betaling wordt verleend dan wel doordat de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op hem van toepassing wordt verklaard;

    • c. door zijn ondercuratelestelling of doordat hij anderszins het vrije beheer over zijn vermogen verliest;

    • d. door zijn aftreden, al dan niet wegens het volbrengen van de vierjaarsperiode dan wel de achtjaarsperiode in lid 6 bedoeld;

    • e. doordat hij werknemer wordt van de stichting;

    • f. door het aanvaarden van een benoeming tot bestuurslid van de stichting;

    • g. bij ontslag verleend door de minister.

  • 9 Ingeval van ontstentenis of belet van één of meer leden van de raad van toezicht zijn de overblijvende leden van de raad van toezicht met het toezicht belast.

    Ingeval van ontstentenis of belet van alle leden van de raad van toezicht is het bestuur gehouden om binnen drie maanden nadat alle leden van de raad van toezicht zijn te komen te ontbreken de minister te verzoeken één nieuw lid van de raad van toezicht te benoemen.

    Onder belet wordt in dit artikel in ieder geval verstaan de omstandigheid dat het lid van de raad van toezicht gedurende een periode van meer dan één maand onbereikbaar is door een ziekte of andere oorzaken.

Artikel 11. Raad van toezicht: taak en bevoegdheden en besluitvorming

  • 1 De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de stichting. Hij staat het bestuur met raad terzijde. Bij de vervulling van hun taak richten de leden van de raad van toezicht zich naar het belang van de stichting.

  • 2 Het bestuur verschaft de raad van toezicht tijdig de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke gegevens.

  • 3 De raad van toezicht kan zich door deskundigen laten bijstaan in het kader van zijn toezichthoudende taak alsmede bij de werving en selectie van kandidaten voor de raad van toezicht. De kosten van dergelijke bijstand zijn voor rekening van de stichting.

  • 4 De raad van toezicht kan bepalen dat één of meer van zijn leden en/of deskundigen toegang hebben tot het kantoor van de stichting en dat deze personen bevoegd zijn de boeken en bescheiden van de stichting in te zien.

  • 5 De leden van de raad van toezicht doen opgave van hun (neven)functies, waaronder – maar niet beperkt tot – bestuursfuncties, commissariaten en adviseurschappen. Indien en voor zover hier sprake van is, dient een lid van de raad van toezicht melding te doen van zakelijke banden tussen de stichting en een andere rechtspersoon of onderneming waarmee het betreffende lid – direct dan wel indirect – persoonlijk is betrokken.

  • 6 Leden van de raad van toezicht kunnen – behoudens ontheffing door de raad van toezicht – geen directielid of bestuurslid zijn of het lidmaatschap van een toezichthoudend orgaan bekleden van een instelling die eenzelfde of een gelijksoortig doel heeft als de stichting met uitzondering van die functies die zij qualitate qua bekleden. De raad van toezicht kan bepalen dat deze ontheffing slechts geldig is voor een bepaalde door de raad van toezicht vast te stellen periode.

  • 7 De raad van toezicht benoemt uit zijn midden een voorzitter en een secretaris tevens plaatsvervangend voorzitter.

  • 8 In de raad van toezicht heeft ieder lid één stem.

  • 9 Alle besluiten van de raad van toezicht worden genomen bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

  • 10 De raad van toezicht kan in een vergadering alleen geldige besluiten nemen indien de meerderheid van de in functie zijnde leden ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is.

  • 11 De vergaderingen van de raad van toezicht worden geleid door zijn voorzitter of diens plaatsvervanger. Bij hun afwezigheid wordt de voorzitter van de vergadering aangewezen door de in vergadering aanwezige leden van de raad van toezicht bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

  • 12 Een lid van de raad van toezicht kan zich ter vergadering doen vertegenwoordigen door een schriftelijk gevolmachtigd ander lid. Een lid van de raad van toezicht kan ter vergadering slechts één ander lid vertegenwoordigen.

    Vergaderingen van de raad van toezicht kunnen worden gehouden door middel van telefonische of videoconferenties, of door middel van enig ander communicatiemiddel, mits elk deelnemend lid van de raad van toezicht door alle anderen gelijktijdig kan worden gehoord.

  • 13 Het lid van de raad van toezicht dat een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie, meldt dit terstond aan de overige leden van de raad van toezicht en verschaft daarover alle relevante informatie.

    De overige leden van de raad van toezicht besluiten buiten aanwezigheid van het betrokken lid van de raad van toezicht of er sprake is van een belang dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie.

    Een lid van de raad van toezicht neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie.

    Wanneer hierdoor geen besluit van de raad van toezicht zou kunnen worden genomen, wordt het besluit desalniettemin genomen door de raad van toezicht onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.

  • 14 De raad van toezicht stelt in een reglement regels vast omtrent de besluitvorming en werkwijze van de raad van toezicht alsmede regels omtrent zijn bezoldiging, in aanvulling op hetgeen daaromtrent in deze statuten is bepaald.

Artikel 12. Gemeenschappelijke vergadering van het bestuur en de leden van de raad van toezicht

  • 1 Ten minste vier maal per jaar komen het bestuur en de raad van toezicht in gemeenschappelijke vergadering bijeen ter bespreking van de algemene lijnen van het gevoerde en in de toekomst te voeren beleid.

  • 2 De raad van toezicht vergadert telkenmale wanneer één van zijn leden dan wel het bestuur dit noodzakelijk acht.

  • 3 Tot bijeenroeping van een gemeenschappelijke vergadering zijn het bestuur en de voorzitter van de raad van toezicht gelijkelijk bevoegd.

Artikel 13. Het Bureau

Het bestuur laat zich voor het verrichten van de dagelijkse werkzaamheden bijstaan door het personeel van het bureau, waarvan de kosten ten laste komen van de stichting. Dit personeel wordt door het bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

Nadere regelen

Artikel 14

Ter uitvoering van het in deze statuten bepaalde stelt het bestuur een huishoudelijk reglement vast waarin in ieder geval wordt geregeld de benoeming, samenstelling en zittingstermijn van adviescolleges, alsmede de bezoldiging van adviescolleges.

Artikel 15. Subsidiereglementen

  • 1 Ten behoeve van het verstrekken van subsidies stelt het bestuur één of meer subsidiereglementen vast waarin worden geregeld de werkwijze, de procedures en de criteria die het bestuur bij het beslissen op aanvragen voor bijdragen hanteert, alsmede de voorschriften die aan een toekenning van een subsidie worden verbonden.

  • 4 Een subsidiereglement of wijziging daarvan behoeft de goedkeuring van de minister alvorens het in werking kan treden.

  • 5 Het bestuur plaatst reglementen en wijzingen daarvan zo spoedig mogelijk na goedkeuring door de minister in de Staatscourant

Artikel 16. Boekjaar en jaarrekening

  • 1 Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.

  • 2 Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.

  • 3 Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes maanden, of zoveel eerder als op grond van andere verplichtingen van de stichting nodig is, na afloop van het boekjaar een jaarrekening op te maken en legt deze over aan de raad van toezicht. Binnen deze termijn legt het bestuur ook een jaarverslag, de verklaring van de registeraccountant houdende bevindingen, alsmede het door de accountant opgestelde accountantsverslag, over aan de raad van toezicht.

  • 4 De jaarrekening is ingericht overeenkomstig het daaromtrent bepaalde in de subsidieverplichtingen, gesteld door de minister.

  • 5 Het bestuur brengt jaarlijks verslag uit over de werkzaamheden van de stichting in het daaraan voorafgaande jaar en over het gevoerde beleid. In dit verslag, dat door de stichting openbaar wordt gemaakt, wordt een overzicht opgenomen van de verleende financiële steun, als bedoeld in artikel 8.

  • 6 In de reglementen van het bestuur en de raad van toezicht kunnen bepalingen opgenomen worden omtrent andere onderwerpen die in het verslag aan de orde dienen te komen.

  • 7 De jaarrekening wordt ondertekend door de bestuurder(s) en alle leden van de raad van toezicht. Ontbreekt de ondertekening van één of meer van hen, dan wordt daarvan onder opgave van reden melding gemaakt.

  • 8 De raad van toezicht verleent aan een accountant opdracht tot onderzoek van de jaarrekening en formuleert de opdracht daartoe. Het bepaalde in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is zoveel mogelijke van overeenkomstige toepassing.

  • 9 Onverminderd het bij of krachtens de Archiefwet 1995 of een daarvoor in de plaats getreden regeling gestelde, is het bestuur verplicht de op papier gestelde jaarrekening, alsmede de hiervoor in het eerste lid bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.

  • 10 De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde jaarrekening, kunnen op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave der gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.

Artikel 17. Vaststelling en goedkeuring van de jaarrekening

  • 1 Het bestuur stelt de jaarrekening vast en legt deze ter goedkeuring over aan de raad van toezicht.

  • 2 De raad van toezicht keurt de jaarrekening goed. De in dit lid bedoelde goedkeuring vindt niet plaats zolang de raad van toezicht niet met de in artikel 16.8 bedoelde accountant over diens bevindingen van gedachten heeft gewisseld.

  • 3 Na goedkeuring van de jaarrekening besluit de raad van toezicht omtrent het verlenen van kwijting aan het bestuur voor de uitoefening van diens taak, voor zover van die taakuitoefening blijkt uit de jaarrekening of uit informatie die anderszins voorafgaand aan de vaststelling van de jaarrekening aan de raad van toezicht is verstrekt. De reikwijdte van een verleende kwijting is onderworpen aan beperkingen op grond van de wet.

Artikel 18. Statutenwijziging

  • 1 De raad van toezicht is bevoegd de statuten te wijzigen, nadat het bestuur daartoe een voorstel heeft gedaan. Het besluit tot statutenwijziging is onderworpen aan de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de minister.

  • 2 Een besluit tot statutenwijziging van de raad van toezicht behoeft een twee-derde meerderheid van de uitgebrachte stemmen in een vergadering van de raad van toezicht waarin ten minste twee-derde van de leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd is. Is in een vergadering van de raad van toezicht waarin een besluit tot statutenwijziging aan de orde is, voormeld quorum niet aanwezig, dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee weken na de eerste vergadering, in welke tweede vergadering rechtsgeldig kan worden besloten met een meerderheid van twee-derde van de uitgebrachte stemmen, mits in deze vergadering ten minste de helft van de leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd is. Bij de oproeping tot de tweede vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit tot statutenwijziging kan worden genomen in een vergadering waarin slechts de helft van de leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd behoeft te zijn.

  • 3 Bij de oproeping tot de vergadering waarin een voorstel tot statutenwijziging zal worden gedaan, dient zulks steeds te worden vermeld. Tevens dient een afschrift van het voorstel, bevattende de woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging, bij de oproeping te worden gevoegd. De termijn van de oproeping bedraagt ten minste twee weken.

  • 4 Een statutenwijziging treedt pas in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Iedere bestuurder is bevoegd de akte van statutenwijziging te doen verlijden.

  • 5 Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging van de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het handelsregister.

  • 6 Het bestuur doet van de statutenwijziging zo spoedig mogelijk mededeling in de Staatscourant.

Artikel 19. Ontbinding en vereffening

  • 1 Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden, doch niet eerder dan nadat voor dit besluit voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de raad van toezicht en van de minister is ontvangen.

  • 2 Op een besluit tot goedkeuring ten aanzien van het besluit tot ontbinding is het bepaalde in het tweede en in het derde lid van het vorige artikel van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De stichting kan voorts worden ontbonden door de minister, nadat de minister het bestuur hierover heeft gehoord.

  • 4 Voor zover de rechter geen andere vereffenaars heeft benoemd, worden de bestuurders vereffenaars van het vermogen van de ontbonden stichting.

  • 5 De vereffenaars doen aan het handelsregister opgaaf van de ontbinding alsmede van hun optreden als zodanig.

  • 6 Bij het besluit tot ontbinding wordt, als onderdeel hiervan, de bestemming van het overschot na vereffening vastgesteld, welk overschot wordt besteed ten behoeve van een algemeen nut beogende instelling in de zin van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen met een soortgelijke doelstelling als de doelstelling van de stichting. Dit besluit behoeft de goedkeuring van de minister. Tevens wordt, in overleg met de minister, een bewaarder voor de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting aangewezen.

  • 7 Na ontbinding blijft de stichting voortbestaan voor zover dit tot de vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van haar uitgaan, moeten aan de naam van de stichting worden toegevoegd de woorden “in liquidatie”.

Naar boven