Landenannex Afghanistan 2008
Humanitaire situatie
De humanitaire en armoedesituatie is in grote delen van Afghanistan nog zorgelijk.
Afghanistan is nog altijd een van de armste landen ter wereld. Jaren van conflict
en zware klimatologische omstandigheden hebben de weerstand bij de bevolking voor
nieuwe noodsituaties ondermijnd. Vooral in afgelegen gebieden is sprake van voedselonzekerheid.
De stijging van de graanprijzen leidt er toe dat ook in urbane gebieden families in
de problemen komen voor wat betreft hun voedselsituatie. De levensverwachting is laag
vanwege slechte gezondheidszorg. Afghanistan kent een aanzienlijke vluchtelingenproblematiek.
Tevens is sprake van een aanzienlijk aantal ontheemden. In grote delen van het land
ontbreekt een effectieve bestuurscapaciteit. Vanwege onveiligheid zijn vooral het
zuiden en zuidoosten van Afghanistan moeilijk toegankelijk voor internationale NGO’s
en de VN. Deze organisaties werken in die gebieden vaak samen met lokale autoriteiten
en lokale NGO’s om toch mensen in nood te kunnen bereiken.
Prioriteiten Nederland in 2008
In 2008 zal Nederland de overgang van humanitaire hulp naar wederopbouw blijven ondersteunen,
waarbij humanitaire hulp nog slechts een beperkt deel van de totale OS-portefeuille
vormt. Ten aanzien van humanitaire hulp richt Nederland zich in beginsel op voedselzekerheid
en op de terugkeer en re-integratie van vluchtelingen en ontheemden. Het primaire
kanaal voor de Nederlandse structurele hulp blijft het multilaterale Afghanistan Reconstruction
Trust Fund (ARTF). Dit fonds geeft eigen verantwoordelijkheid aan de centrale regering
en stelt haar in staat om gecoördineerd invulling te geven aan een coherent wederopbouwbeleid.
Behalve financiering van de recurrent costs zal in 2008 het ARTF steeds meer worden
ingezet voor financiering van wederopbouw activiteiten uit de Afghaanse ontwikkelingsbegroting.
Daarnaast geldt als tweede belangrijke peiler in het Nederlandse OS-beleid voor Afghanistan
de wederopbouw van de provincie Uruzgan, die met behulp van de overheid, Internationale
Organisaties en NGO’s in nauw overleg met andere donoren vorm krijgt.
Specifieke voorwaarden voor financiering
In het geval van Afghanistan leiden de kwaliteit van de reeds gefinancierde VN- en
Rode Kruis programma’s en de bij deze organisaties aanwezige kennis tot de keuze om
alle beschikbare gelden te kanaliseren via de VN-organisaties en het Internationale
Comité van het Rode Kruis (ICRC). Dit betekent dat in Afghanistan niet rechtstreeks
activiteiten van (I)NGOs worden gesubsidieerd uit de begroting voor humanitaire hulp.
De VN-organisaties werken nauw samen, vullen elkaar aan in voor Nederland relevante
sectoren en hun programma’s stroken met de ontwikkelingsprioriteiten van de Afghaanse
regering. De VN-organisaties werken bovendien nauw samen met lokale NGO’s en lokale
autoriteiten, vooral in gebieden die voor internationale organisaties moeilijk toegankelijk
zijn. Het ICRC voert veel activiteiten uit in samenwerking met de Afghaanse Rode Halve
Maan.
Beschikbare Fondsen
In totaal heeft de afdeling humanitaire hulp in 2008 indicatief een bedrag van 6 miljoen
Euro beschikbaar voor (VN-organisaties in) Afghanistan en het ICRC. Voor subsidies
(aan NGO’s) zijn geen middelen beschikbaar.
Meerjarig perspectief / exit-strategie
In lijn met de geleidelijke overgang naar wederopbouw in Afghanistan beoogt Nederland
binnen enkele jaren de humanitaire financiële bijdrage aan Afghanistan geheel te kunnen
afbouwen, indien de omstandigheden dat toelaten.
Landenannex Colombia 2008
Humanitaire situatie
In Colombia strijden leger en politie en illegale gewapende groepen om de territoriale
controle van strategisch belangrijke gebieden. Dat resulteert in gewapende confrontaties
verspreid over het land, verdwijningen, bedreigingen en moorden. De strijd wordt gevoerd
ten koste van de bevolking. Soms worden mensen door guerrillagroepen verdreven, in
andere gevallen worden de toegangswegen tot de gemeenschappen geblokkeerd. In het
laatste geval wordt de bevolking collectief gevangen gezet. Daardoor kan zij niet
beschikken over essentiële goederen. Wegtrekken is voor duizenden Colombianen vaak
de enige manier om te ontkomen aan misdragingen van illegaal gewapende elementen.
Op jaarbasis komen er 200.000 ontheemden bij. In totaal zijn inmiddels meer dan twee
miljoen mensen ontheemd, ruim 60.000 Colombianen zijn gevlucht naar het buitenland.
Niet alleen ontheemden maar ook ontvangende en achterblijvende gemeenschappen ondervinden
de gevolgen van het intern gewapend conflict. Vooral de inheemse en Afro-Colombiaanse
bevolking heeft het zwaar te verduren. Zelfs in hun toevluchtoorden hebben ontheemden
te maken met terreur van illegale groeperingen.
Prioriteiten Nederland in 2008
Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in Colombia richt zich primair op bescherming
van door het conflict getroffen burgers. Daarbij gaat het niet alleen om ontheemden
maar ook om gemeenschappen van opvang èn om in de conflictgebieden achtergebleven
gemeenschappen. De belangrijkste humanitaire prioriteiten zijn bescherming, toegang
tot basisgezondheidszorg, water en sanitatie, voedsel voor training, en humanitaire
coördinatie.
Een deel van het budget kan worden gebruikt voor Colombiaanse vluchtelingen in buurlanden.
Specifieke voorwaarden voor financiering
Nederland zal in Colombia zijn bijdrage in 2007 voor honderd procent kanaliseren via
VN organisaties zoals OCHA, UNHCR en WFP en via het Internationaal Comité van het
Rode Kruis (ICRC). Verwachting is dat deze actoren een effectieve bijdrage kunnen
leveren aan de bescherming van ontheemden en andere burgers. Het hebben van toegang
tot conflictgebieden en tot de relevante autoriteiten speelt hierin een rol.
Beschikbare fondsen
In 2008 bestaat voor Colombia indicatief een budget van € 3 miljoen. Voor subsidies
(NGO-activeiteiten) zijn geen middelen beschikbaar.
Meerjarig perspectief / exit-strategie
Op grond van de humanitaire situatie in Colombia en de uitgangspunten van het Nederlands
humanitair beleid is besloten tot financiering van humanitaire programma’s in Colombia.
Hiervoor is ook in 2008 een bedrag van € 3 drie miljoen beschikbaar. Een eventuele
exit-strategie wordt gekoppeld aan een substantiële verbetering van de situatie van
ontheemden. Gelet op het intern gewapend conflict lijkt hiervan de komende jaren nog
geen sprake.
Landenannex Eritrea en Ethiopië
Humanitaire situatie
De humanitaire situatie in de regio wordt in hoofdzaak bepaald door regelmatig terugkerende
droogte. Daarnaast zijn het voortdurende grensconflict tussen Eritrea en Ethiopie
en de spanning in de Ethiopische Ogadenregio belangrijke belemmeringen om uit de chronische
crisissituatie te komen. In 2005 kregen Ethiopië en Eritrea humanitaire hulp uit een
voorziening die flexibel kon worden ingezet ten tijde van acute voedselcrises. In
2006 en 2007 zijn middelen grotendeels direct toegewezen aan de meest getroffen regio’s,
waaronder de Hoorn van Afrika.
Prioriteiten Nederland in 2007
Prioriteit zal worden gelegd bij programma’s die enerzijds gerelateerd zijn aan de
voedselschaarste en anderzijds aan humanitaire behoeften in de regio die het gevolg
zijn van de ernstige droogte en het voortdurende grensconflict in Ethiopië en tussen
Ethiopië en Eritrea. Prioritaire aandachtsvelden zijn voedsel, water en sanitatie,
milieu en toegang tot basisgezondheidszorg.
Specifieke voorwaarden voor financiering
Naast de criteria in de Beleidsregels Humanitaire Hulp 2008 gelden geen specifieke
voorwaarden voor subsidiëring van activiteiten van (I)NGO’s in de regio. Nederland
besteedt fondsen uit overwegingen van efficiency en vanwege het ondoorzichtige meerjarig
perspectief bij voorkeur via de VN.
Beschikbare fondsen
In totaal heeft de afdeling humanitaire hulp in 2008 indicatief een bedrag van € 4,5
miljoen beschikbaar gesteld voor Eritrea en Ethiopië. Voor subsidies ten behoeve van
activiteiten in Eritrea zijn geen middelen beschikbaar; voor subsidiëring van (NGO-)activiteiten
in Ethiopië is één miljoen Euro beschikbaar.
Meerjarig perspectief/exit-strategie
Onregelmatige en instabiele regen in de regio, gecombineerd met spanningen in de Ogadenregio
en de impasse in het grensconflict tussen Ethiopië en Eritrea maken een meerjarig
perspectief voor noodhulpactiviteiten in de regio moeilijk. Mede daarom gaat vooralsnog
de voorkeur uit naar kortlopende programma’s die gefinancierd worden via de VN.
Landenannex Irak 2008
Humanitaire situatie
De humanitaire situatie in Irak blijft zorgwekkend. De escalerende crisis heeft vooral
gedurende 2007 geresulteerd in verslechterende leefomstandigheden van grote bevolkingsgroepen.
Interne ontheemden en andere kwetsbare burgers hebben urgente behoefte aan humanitaire
assistentie. Volgens het ‘Strategic Framework for Humanitarian Action in Iraq’ van
het IOM bevindt de Iraakse bevolking zich in één van de meest complexe en gewelddadige
situaties in de wereld. Ongeveer 8 miljoen Iraakse burgers hebben ernstige behoefte
aan humanitaire assistentie.
De voortdurende onveiligheid heeft reeds eerder tot gevolg gehad dat de VN, het ICRC,
en diverse (I)NGO’s hun internationale staf hebben geminimaliseerd of teruggetrokken
uit Irak. Dit bemoeilijkt de uitvoering en monitoring van humanitaire projecten aanzienlijk.
UNHCR, IOM en Human Rights Watch hebben in recente berichten om dringende aandacht
gevraagd voor de zorgwekkende situatie. Door toegangsproblemen en de politieke context
is het moeilijk om exacte uitspraken te doen over de aantallen ontheemden in en rond
Irak.
UNHCR schat de omvang van ontheemden op 2 miljoen. De opnamecapaciteit van Syrië en
Jordanië, waar ook ongeveer 2 miljoen Irakezen verblijven is beperkt.
Prioriteiten Nederland in 2008
Prioriteit ligt bij sectoren en gebieden waar de noden het hoogst zijn; basisvoorzieningen
van IDP’s en Iraakse vluchtelingen in Syrië en Jordanië.
Specifieke voorwaarden voor subsidiëring
In verband met de ondoorzichtige en onveilige situatie zal de verlening van subsidies
aan activiteiten van (I)NGO’s met name afhankelijk zijn van de praktische mogelijkheden
om deze activiteiten daadwerkelijk uit te voeren. Gezien de regionale aard van het
probleem van de Iraakse ontheemden gaat de voorkeur uit naar bijdragen die regionaal
effect sorteren.
Beschikbare middelen
Binnen het budget voor humanitaire hulp is een bedrag van acht miljoen Euro gereserveerd
voor de gevolgen van de crisis in Irak. Dit bedrag is vooralsnog niet beschikbaar
voor subsidieverlening (aan NGO’s).
Meerjarig perspectief / exit-strategie
Gezien de situatie in Irak zal humanitaire hulp daar in de komende jaren hoogstwaarschijnlijk
nodig zijn. De voedselonzekerheid, hoge migratiegraad en een onzekere politieke situatie
zullen waarschijnlijk voortduren.
Landenannex Nepal 2008
Humanitaire situatie
Nepal is één van de armste landen van de wereld. Ongeveer 90 procent van de 25 miljoen
tellende bevolking leeft in rurale gebieden en circa zeven miljoen mensen leven onder
de armoedegrens. De (onder)voedingsstatistieken van Nepal behoren tot de slechtste
in de wereld. Dit maakt het land extra gevoelig voor de gevolgen van natuurrampen,
zoals aanhoudende droogte in het afgelegen en bergachtige westen en midden-westen
van Nepal en regelmatige overstromingen.
Tevens verblijft in Nepal al meer dan vijftien jaar een groep Bhutanese vluchtelingen
(ca. 106.000 mensen). Deze vluchtelingen verblijven in kampen in het zuidwesten van
Nepal. Hun positie is nagenoeg uitzichtloos. Op internationaal niveau (UNHCR, Nepal,
Bhutan, en donoren) vinden gesprekken plaats over een duurzame oplossing, maar een
uitkomst zal nog enige tijd op zich laten wachten, onder meer door de weinig flexibele
houding van Bhutan in deze problematiek.
Prioriteiten Nederland in 2008
Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in Nepal richt zich voornamelijk op de
prioritaire sectoren voedsel en gezondheidzorg, zowel ten behoeve van de Nepalese
bevolking als voor de Bhutanese vluchtelingen in zuidwest Nepal. De bijdrage aan WFP
zal besteed worden aan voedselhulp, zo mogelijk ook ten behoeve van de Bhutanese bevolkingsgroep.
Het tweejarige programma van het Nederlandse Rode Kruis richt zich op gezondheidzorg
t.b.v. kwetsbare bevolkingsgroepen in Nepal en op vaardigheidstrainingen voor de Bhutanese
vluchtelingen.
Beschikbare middelen
Het totale budget voor humanitaire hulp in 2008 voor Nepal is vastgesteld op Euro
1,3 miljoen. Voor subsidieverlening aan NGO’s zijn momenteel geen middelen beschikbaar;
Euro 0,3 mln is gereserveerd voor lopende verplichtingen en Euro 1 mln is gereserveerd
voor een bijdrage aan WFP.
Landenannex Noord-Korea 2008
Humanitaire situatie
De Democratische Volksrepubliek Korea (Noord-Korea) heeft naar schatting 23 miljoen
inwoners. Het is het meest geïsoleerde land ter wereld en kent een dictatoriaal regime.
Het merendeel van de bevolking is chronisch ondervoed; dit komt door een combinatie
van ‘technische’ misoogsten, weeromstandigheden en het internationale en economische
isolement van het land. De chronische ondervoeding maakt de bevolking extra kwetsbaar
voor (besmettelijke) ziektes en epidemieën. Daarom biedt Nederland op beperkte schaal
humanitaire hulp.
In de zomer van 2005 liet Noord-Korea weten alleen nog ontwikkelingssamenwerking te
willen, en geen noodhulp meer nodig te hebben. Hierop is het regime inmiddels impliciet
teruggekomen. Structurele ontwikkelingssamenwerkingprojecten zijn niet of nauwelijks
van de grond gekomen.
Prioriteiten Nederland
Het Nederlandse bilaterale humanitaire beleid richt zich op ‘technische’ humanitaire
hulp. Via het IFRC financierde Nederland in het verleden kleine projecten op het gebied
van basisgezondheidszorg en momenteel bekostigt Nederland een project op het gebied
van water en sanitaire voorzieningen. In 2008 is Nederland tevens voornemens een project
te financieren op het gebied van voedselzekerheid, om zo de bevolking minder afhankelijk
te maken van voedselhulp.
Beschikbare middelen
Het totale beschikbare budget voor Noord-Korea in 2008 is vastgesteld op € 1 miljoen.
Voor subsidieverlening aan NGO’s zijn geen middelen beschikbaar.
Landenannex Somalië 2008
Humanitaire situatie
Somalië behoort nog altijd tot de onveiligste en minst ontwikkelde landen ter wereld.
Hoewel het aantreden van een nieuwe regering op 10 januari j.l. enige hoop biedt op
verbetering op langere termijn, bevindt in het land zich nog altijd in een chronische
noodsituatie. Tot op heden is en blijft er grote behoefte aan humanitaire hulp.
De gezondheidssituatie en de status van de gezondheidszorg in Somalië zijn slecht.
Hoge sterfte onder vrouwen en ernstige ondervoeding van kinderen blijven grote knelpunten.
Ook verschillende infectieziekten, waaronder tuberculose, komen steeds vaker voor.
Waterschaarste blijft een groot probleem zowel in de steden als op het platteland.
Minder dan dertig procent van de bevolking heeft toegang tot veilig water. De noden
van de ontheemden zijn veelomvattend en ernstig, vooral in centraal en zuid Somalië.
Het totale aantal ontheemden is het laatste half jaar van 400.000 tot 825.000 gestegen.
Na een jarenlang bestaan zonder centraal gezag, is in de tweede helft van 2004 de
federale overgangsregering (TFG) gekozen. De TFG raakte spoedig na vestiging in Somalië
ernstig verdeeld. In 2006 raakte de TFG bovendien in een bloedig conflict met de Unie
van Islamitische Rechtbanken. De gevechten hebben tienduizenden mensen verdreven,
vooral naar kampen in het buurland Kenia.
De Transitional Federal Government (TFG) is zeer zwak. De TFG heeft geen eigen budget,
geen ambtelijk apparaat, weinig draagvlak, weinig vertrouwen en weinig samenhang.
Het ontleent haar bestaansrecht grotendeels aan de steun van het Ethiopische leger.
De TFG is niet in staat het gezag in Somalië te hanteren.
Inmiddels is begin januari 2008 een nieuwe regering geïnstalleerd. De internationale
gemeenschap is voor het eerst sinds lange tijd voorzichtig positief over de nieuwe
regering en premier. De internationale gemeenschap zal de nieuwe regering ruimschoots
moeten ondersteunen om nieuwe uitbraken van geweld tegen te gaan. Hiervoor zullen
evenwel geen humanitaire fondsen worden aangewend.
Sinds het uitbreken van de burgeroorlog in 1991 heeft Nederland, evenals veel andere
donoren, aanzienlijke bedragen voor noodhulp in Somalië beschikbaar gesteld. Nederland
steunt in het stabielere noorden humanitaire projecten met een element van rehabilitatie
en capaciteitsopbouw van de lokale autoriteiten en humanitaire projecten met een gezondheidscomponent.
In de centrale en zuidelijke delen van het land wordt meer acute humanitaire hulp
gegeven, voornamelijk voedselhulp en bijdragen aan gezondheidszorg. Een groot deel
van de gefinancierde programma’s is gerelateerd aan hongersnood en andere humanitaire
behoeften ten gevolge van de ernstige droogte en overstromingen in Somalië.
Prioriteiten Nederland in 2008
Uitgangspunt voor het Nederlandse humanitaire hulpbeleid voor Somalië is het streven
naar een optimale balans tussen acute levensreddende activiteiten en eerste aanzetten
tot rehabilitatie. Het zwaartepunt ligt in toenemende mate op acute vormen van noodhulp.
Gezien de positie en onmisbare rol van vrouwen bij de zorg voor families in de Somalische
samenleving, is hun betrokkenheid bij de identificatie, opzet en uitvoering van programma’s
gewenst.
Basisgezondheidszorg, water en sanitatie, voedselhulp en hulp aan terugkerende ontheemden
zijn de sectoren die in aanmerking komen voor een Nederlandse subsidie aan Somalië.
De gelden worden voor meer dan 65 procent gekanaliseerd via de VN. Resterende fondsen
zijn beschikbaas voor (I)NGO’s. Voor het bepalen van de bijdragen aan VN-organisaties
is het Consolidated Appeal 2008 (CAP) de leidraad.
Specifieke voorwaarden voor financiering
(I)NGO’s die in aanmerking willen komen voor financiering dienen te beschikken over
gedegen ervaring in Somalië. (I)NGO’s die voor financiering in aanmerking komen dienen,
waar mogelijk, een constructieve bijdrage te leveren aan het CHAP (Common Humanitarian
Action Plan), het voorbereidend proces voor de formulering van het CAP. In te dienen
voorstellen hebben bij voorkeur een looptijd van twee jaar.
Bij gezondheidszorgactiviteiten moet de bevolking actief zijn betrokken. Activiteiten
bevatten waar mogelijk een cost sharing component. Ook moeten hygiënevoorlichting
en reproductieve gezondheidszorg deel uitmaken van de programma’s.
Ook water- en sanitatieprojecten gaan gepaard met hygiënevoorlichting. Er dient een
lokale counterpart aanwezig te zijn die onderhoud, management en exploitatie van de
installaties (en daardoor de duurzaamheid) kan en wil garanderen. Nederland streeft
naar een regionale spreiding van projecten van (I)NGO’s over geheel Somalië.
Beschikbare fondsen
In 2008 is voor Somalië indicatief totaal een budget beschikbaar van € 8 miljoen.
Daarvan is voor (I)NGO’s indicatief een budget van € 2 miljoen beschikbaar. Een deel
van dit bedrag is gecommitteerd aan lopende projecten.
Meerjarig perspectief / exit-strategie
Gezien de chronische noodsituatie zal de komende jaren langzaam maar zeker gezocht
moeten worden naar mogelijkheden om elementen van capaciteitsopbouw en zelfvoorziening
te integreren in humanitaire hulpactiviteiten. Zonder langetermijnplanning is het
risico van afnemende betrokkenheid van de Somalische bevolking groot. In het verleden
is gebleken dat rehabilitatie-initiatieven op het laagste niveau (grass root level)
goed aanslaan en een grote mate van duurzaamheid met zich meedragen. Daarom wordt
een bottom-up approach in projectvoorstellen via kennisoverdracht en capaciteitsopbouw
gestimuleerd.
In lijn met voorgaande jaren moet een redelijke balans worden gezocht tussen enerzijds
de programma’s gericht op rehabilitatie in het noorden en anderzijds de acutere steun
voor de centrale en zuidelijke regio’s. Nederland is vooralsnog niet voornemens om
substantieel betrokken te raken bij de wederopbouw in Somalië. Dit betekent dat, binnen
de mogelijkheden van de lokale context, het zwaartepunt van de humanitaire hulpverlening
in toenemende mate op acute noodhulp zal liggen.
Sri Lanka
Humanitaire situatie
Sinds 1990 is de burgeroorlog met verschillende graden van intensiteit voortgezet.
Eind februari 2002 tekenden regering en LTTE een voor onbepaalde tijd geldend staakt-het-vuren.
Na een aantal onderhandelingsrondes is het vredesproces in 2004 vastgelopen. Sinds
april 2006 wordt het officiële staakt-het-vuren bijna dagelijks gezonden en is in
feite sprake van een aanhoudend gewapend treffen in het noorden en oosten van het
land, met ernstige humanitaire consequenties. In januari 2008 heeft de overheid van
Sri Lanka het staakt-het-vuren formeel opgezegd en heeft de Noorwegen, dat tot dan
toe bemiddelde in het conflict, zich teruggetrokken uit de vredesonderhandelingen.
Het Inter Agency Standing Committee (IASC) verwacht voor 2008 een medium level conflict
scenario en een additionele ontheemdenstroom van zo’n 300.000 mensen uit het noorden.
In het oosten (Batticaloa en omgeving) verwacht het IASC dat ongeveer 100.000 ontheemden
zullen kunnen terugkeren naar hun plek van herkomst.
De ontheemden zijn voor de hulporganisaties nog altijd moeilijk bereikbaar. De VN-vluchtelingenorganisatie
UNHCR, ICRC en anderen zullen moeten blijven inspelen op contingency planning. Toegang
tot de ontheemden is essentieel, niet alleen voor de distributie van goederen, maar
om de humanitaire- en mensenrechtensituatie in de gaten te houden.
Prioriteiten Nederland in 2008
Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in Sri Lanka richt zich op alle ontheemden.
De prioritaire sectoren voor hulpverlening zijn: protectie, basisgezondheidszorg,
water en sanitaire aangelegenheden, onderdank, coördinatie en veiligheid. De middelen
worden vooralsnog besteed via UNHCR.
Beschikbare middelen
Het totale beschikbare budget voor Sri Lanka in 2008 is vastgesteld op Euro 1 miljoen.
Voor subsidieverlening aan NGO’s zijn geen middelen beschikbaar.
Landenannex Sudan, Tsjaad Centraal Afrikaanse Republiek 2008
Humanitaire situatie
Drie jaar na de ondertekening van het vredesverdrag (CPA) tussen Noord- en Zuid Sudan
is er in grote delen van het land meer ruimte voor wederopbouw gekomen. Toch blijven
door een gebrek aan infrastructuur en een effectieve regering de basisvoorzieningen
in vooral Zuid-Sudan op een zo laag niveau, dat humanitaire hulp nog steeds op grote
schaal nodig blijft. Bovendien escaleert het conflict in Darfur. De veiligheidssituatie
in Darfur is en blijft onvoorspelbaar. Het conflict in Darfur heeft geleid tot een
van de ergste humanitaire crises ter wereld, met vier miljoen mensen afhankelijk van
humanitaire hulp.
Het centralistisch bestuursmodel van de Sudanese regering leidt ertoe dat (sociale)
investeringen vooral plaatsvinden rond Khartoum. Dat heeft kwaad bloed gezet in de
periferie. Behalve de Zuiderlingen voelen ook bevolkingsgroepen in West-, Oost- en
Noord Sudan zich gemarginaliseerd. Het Zuiden heeft inmiddels een vergaande autonomie
bedongen, in Darfur heeft de – al of niet vermeende – marginalisering geleid tot rebellie.
In Oost Sudan heeft een vredesakkoord eenzelfde scenario voorlopig voorkomen.
Door de jarenlange oorlog in Zuid-Sudan en het conflict in Darfur zijn er momenteel
ruim zes miljoen ontheemden (IDP’s) in Sudan. In het buitenland verblijven zo’n 500.000
Sudanese vluchtelingen, onder wie 240.000 in Tsjaad als gevolg van de Darfur-crisis.
Sinds 2005 zijn zo’n 160.000 vluchtelingen teruggekeerd naar Sudan. De verwachting
is dat in 2008 meer vluchtelingen en ontheemden zullen terugkeren naar Zuid Sudan.
Overigens zal een zeer aanzienlijk deel van de IDP’s in bijvoorbeeld Khartoum helemaal
niet terugkeren. Na dat zij (vrijwel) hun hele leven in de stad hebben gewoond, zullen
velen niet geneigd zijn het onzekere boerenbestaan in de oorspronkelijke dorpen op
te pakken.
Het conflict in Darfur is in 2007 verder geëscaleerd. Onderhandelingen tussen rebellenbewegingen
en de regering in het Libische Sirte hebben nog geen vredesakkoord opgeleverd en de
uitrol van de hybride macht UNAMID kampt met vertragingen. Het dodental in Darfur
ligt op tenminste 200.000, in werkelijkheid vermoedelijk hoger. Als gevolg van de
militaire acties en de algemene onveiligheid zijn grote delen van Darfur niet of alleen
door de lucht toegankelijk voor humanitaire hulpverleners. Daarnaast zijn steeds meer
burgers en humanitaire hulpverleners slachtoffer van ‘gewone’ bandieten. Toenemende
spanningen in en met het buurland Tsjaad kunnen de veiligheidssituatie mogelijk nog
verder verslechteren. Hierdoor is in delen van Darfur de bewegingsvrijheid voor humanitaire
organisaties als de VN, maar ook het ‘neutrale’ ICRC steeds verder beperkt.
Samen met de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie is Nederland
een van de belangrijkste humanitaire donoren in Sudan.
Prioriteiten Nederland in 2006
Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp aan Sudan richt zich ten eerste op acute
levensreddende activiteiten en ten tweede op activiteiten die een aanzet kunnen geven
tot wederopbouw. Relevante sectoren voor hulpverlening zijn in dit verband: voedsel(zekerheid),
basisgezondheidszorg, water & sanitatie en protectie.
De middelen worden grotendeels gekanaliseerd via het Common Humanitarian Fund. Dit
fonds, onder beheer van de Humanitare Coördinator (HC) in Khartoum, bundelt een groot
deel van de humanitaire bijdragen van Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden,
Noorwegen, Ierland en andere donoren. De HC kan hiermee sneller, strategischer en
efficiënter kunnen inspelen op de prioriteiten van het Workplan Sudan 2008.
De rest wordt aangewend voor subsidieverlening aan (internationale) NGO’s.
De voor Sudan beschikbare middelen ten behoeve van humanitaire hulp zijn sinds begin
2004 sterk gegroeid. De Darfur-crisis was hiervoor de aanleiding. Sudan is daarmee
binnen het Nederlandse humanitaire hulpbudget de laatste jaren de grootste ontvanger.
Dit zal ook in 2008 het geval zijn.
Specifieke voorwaarden voor subsidiëring
Activiteiten dienen te voldoen aan de algemene voorwaarden uit het Beleidsregels Humanitaire
Hulp 2008, en zijn afgestemd met de HC en het Workplan Sudan 2007. Te subsidiëren
activiteiten van (I)NGO’s dienen zich met voorrang te richten op de sectoren basisgezondheidszorg,
therapeutische voeding en water & sanitatie en protectie.
Met het oog op de noodzakelijke overstap van humanitaire naar meer structurele vormen
van hulp, zal Nederland bij voorkeur geen nieuwe humanitaire projecten aannemen in
Zuid Sudan.
Projectvoorstellen hebben een looptijd van maximaal 24 maanden. Voor (vervolg-) projecten
in Zuid- en Oost Sudan zullen in 2008 bij voorkeur voorstellen worden goedgekeurd
die naast humanitaire hulp ook een aanzet geven tot wederopbouw. Projectvoorstellen
in Zuid Sudan zullen bovendien extra scherp worden getoetst op hun exit-strategie.
Beschikbare middelen
In 2007 is voor Sudan een indicatief budget van € 25 miljoen beschikbaar. Daarbinnen
is voor het subsidiëren van activiteiten van (I)NGO’s een indicatief budget beschikbaar
van € 5 miljoen.
Meerjarig perspectief/exit-strategie/overgang naar wederopbouw
Gezien het voortslepende conflict in Darfur is humanitaire hulp daar de eerstkomende
jaren onmisbaar. In Zuid Sudan streeft Nederland – bij ongewijzigde omstandigheden
– naar een verantwoorde overgang van humanitaire naar meer duurzame vormen van hulp.
Nederland besteedt de beschikbare gelden voor wederopbouw grotendeels via de VN en
de Multi-Donor Trustfunds in Noord- en Zuid-Sudan.
De humanitaire hulp in Sudan zal zich concentreren op de eerder genoemde sectoren
voedsel(zekerheid), basisgezondheidszorg, water & sanitatie en protectie en terugkeer
van IDP’s en vluchtelingen. Subsidieaanvragen dienen daarom te zijn voorzien van een
duidelijke exitstrategie die beschrijft of en in hoeverre de activiteiten een aanzet
kunnen geven tot verdere wederopbouw, bijvoorbeeld door (intensievere) samenwerking
met lokale overheden en NGO’s.
In Darfur richt de humanitaire hulp zich vooral op acute levensreddende activiteiten.
Al mag ook hier waar mogelijk een voorzichtige aanzet tot wederopbouw gegeven worden.
Tsjaad
De humanitaire crisis in Tsjaad komt enerzijds voort uit de escalerende conflicten
in Darfur en in mindere mate de Centraal Afrikaanse Republiek. Daarnaast heeft Tsjaad
te maken met interne rebellie tegen de regering van President Deby. De explosiviteit
van het conflict in Tsjaad bleek begin februari 2008, toen rebellen tot in het centrum
van de hoofdstad Ndjamena optrokken. De humanitaire gevolgen van die opmars waren
op het moment van schrijven van deze annex nog niet in kaart gebracht.
Tsjaad herbergt een kleine 240.000 vluchtelingen uit Darfur en zo’n 45.000 Centraal-Afrikanen.
In Oost Tsjaad, waar de meeste Darfuris worden opgevangen in kampen, zijn door het
interne conflict ook nog eens 173.000 Tsjadiërs ontheemd geraakt. De veiligheidssituatie
in met name Oost Tsjaad is in 2006 en 2007 gestaag achteruit gegaan. Niettemin heeft
humanitaire hulp in 2007 zo’n 458.000 mensen kunnen bereiken. Oplopende spanning tussen
Sudan en Tsjaad kan de veiligheidssituatie en daarmee de humanitaire toegang verder
beperken, al zou de inzet van een VN vredesmacht voor Tsjaad en de Centraal Afrikaanse
Republiek (MINURCAT) ondersteund door een EU macht (EUFOR) hieraan een positieve wending
kunnen geven.
Het overkoepelend hulpverzoek van de VN voor Tsjaad vraagt in totaal $ 287.661.130.
Beschikbare middelen
In 2008 is voor Tsjaad een indicatief budget van € 2 miljoen beschikbaar. Dit bedrag
zal geheel worden besteed via VN-kanalen. Voor subsidieverlening (aan NGO’s) zijn
geen middelen beschikbaar.
Centraal Afrikaanse Republiek
Sinds 2007 geeft Nederland humanitaire hulp in de Centraal Afrikaanse Republiek. Dit
land door onder meer de International Crisis Group gekenschetst als een ‘fantoomstaat’
heeft sinds de val van keizer Bokassa in 1979 elke noemenswaardige institutionele
capaciteit verloren. Na een burgeroorlog en een opeenvolging van coups en muiterijen
is de regering het monopolie op geweld kwijtgeraakt. Vooral in het noorden van het
land heerst permanente onveiligheid, veroorzaakt door rebellen, maar zeker ook door
het regeringsleger, in het bijzonder de presidentiële garde. Naast de ‘eigen’ rebellie
heeft het land te maken met instromende vluchtelingen uit Tsjaad en Darfur.
De CAR figureert voor het eerst in de indicatieve planning van DMV/HH. De humanitaire
hulpoperatie in de CAR is relatief klein, zodat Nederlandse bijdrage een duidelijk
verschil kan maken. In 2007 is de Nederlandse humanitaire hulp geheel gekanaliseerd
via de VN, vooral het Emergency Response Fund. Dit fonds staat ter beschikking van
de Humanitaire Coordinator, die met het geld snel geld beschikbaar kan stellen aan
NGO’s, ter bestrijding van plotseling opkomende noden. Het CAP voor de CAR vraagt
$ 92.635.059.
Beschikbare middelen
In 2008 is voor de Centraal Afrikaanse Republiek een indicatief budget van € 2 miljoen
beschikbaar. Dit bedrag zal geheel worden besteed via VN-kanalen. Voor subsidieverlening
(aan NGO’s) zijn dus geen middelen beschikbaar.
Landenannex Uganda 2008
Humanitaire situatie
Sinds zomer 2006 zwijgen de wapens in Ugandese de burgeroorlog die al sinds 1986 woedt
tussen het regeringsleger en het Verzetslever van de Heer (LRA). Het vredesproces
in Noord-Uganda is echter bijzonder fragiel. De humanitaire noden zijn nog niet noemenswaardig
gedaald. Een deel van de 1,7 miljoen ontheemden is weliswaar teruggekeerd, maar in
de hardst door de LRA getroffen gebieden is dat nog nauwelijks gebeurd. IDP’s durven
nog niet terug te keren waardoor humanitaire hulp in de kampen nodig blijft. Mocht
het vredesproces in 2008 resultaat opleveren, dan kan die situatie veranderen.
De kans op een duurzame vrede lijkt groter dan ooit; de door de regering van Zuid
Sudan gefaciliteerde vredesonderhandelingen tussen de regering van Uganda en de LRA
hebben inmiddels een voorlopig staakt het vuren opgeleverd. Een vredesakkoord is echter
nog steeds niet getekend en het broze onderhandelingsproces verloopt grillig en onvoorspelbaar.
De LRA-onderhandelaars aan tafel in Juba zijn afkomstig uit de Ugandese diaspora en
genieten een onduidelijk mandaat. De leider van de LRA – Joseph Kony – blijft in zijn
schuilplaats in Congo en weigert vooralsnog troepen te ontwapenen of ‘non-combatants’
vrij te laten. Vincent Otti, tweede man van de LRA en voorstander van vredesonderhandelingen,
is waarschijnlijk in opdracht van Kony geëxecuteerd. Er blijft een reële kans dat
het vredesproces ontspoort, of op dezelfde voet voortsuddert, zonder een akkoord op
te leveren. De ongewisse toekomst maakt een flexibele planning van humanitaire hulpactiviteiten
noodzakelijk.
Vooral de bevolking in de districten Gulu, Amuru, Kitgum, Lira en Pader is zwaar getroffen
en getraumatiseerd. De infrastructuur buiten de grotere districtshoofdsteden is voor
een belangrijk deel vernietigd. Scholen zijn gesloten en gezondheidscentra zijn afgebrand;
de landbouwproductie is grotendeels tot stilstand gekomen. Overstromingen in het vroege
najaar van 2007 hebben grote schade aangericht.
Nederland behoort samen met de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, de EU(ECHO)
en Japan tot de grootste donoren op het gebied van humanitaire hulp in Uganda. Overigens
zijn ook op plekken waar al wel wat terugkeer heeft plaatsgevonden de humanitaire
noden nog groot. Het CAP Uganda 2008 vraagt $ 373.943.491.
Prioriteiten Nederland in 2008
Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in Uganda heeft betrekking op zowel acute
levensreddende activiteiten als op activiteiten die een eerste aanzet geven tot wederopbouw.
Op hoofdlijnen zullen dezelfde sectoren/thema’s worden ondersteund als in 2007, te
weten: voedselhulp/voedselzekerheid, medische noodhulp/basisgezondheidszorg, water
en sanitatie alsmede distributie van non-food items. Hoewel onderwijsactiviteiten
sinds 2007 in principe niet meer uit humanitaire middelen worden gefinancierd, kunnen
in Uganda lopende projecten met een onderwijscomponent nog wel in aanmerking komen
voor financiering. Dit met name om een overgang naar wederopbouw en duurzame ontwikkeling
te faciliteren. De humanitaire hulp blijft gericht op de ontheemden in de districten
Gulu, Amuru, Kitgum, Lira en Pader.
Specifieke voorwaarden voor subsidiëring
Voor humanitaire hulp in Uganda bestaat een uitdrukkelijke voorkeur voor activiteiten
die in nauwe samenwerking met nationale (ontwikkelings-) NGO’s worden geïdentificeerd
en geïmplementeerd, waardoor de kans op duurzaamheid aanmerkelijk wordt vergroot.
Voor alle activiteiten geldt dat er sprake moet zijn van actieve betrokkenheid van
de bevolking en dat aandacht moet worden besteed aan de toegang voor de meest kwetsbare
groepen.
Beschikbare middelen
Voor humanitaire hulpverlening aan Uganda is in 2008 een indicatief bedrag beschikbaar
van € 7,5 miljoen. Daaruit is voor subsidieverlening (aan NGO’s) in 2008 een indicatief
budget van € 3,5 miljoen uitgetrokken. De maximale looptijd van activiteiten bedraagt
24 maanden.
Meerjarig perspectief/ exit-strategie
In Noord-Uganda zijn de overheidsstructuren redelijk intact gebleven, hetgeen een
snellere overgang naar wederopbouw en structurele hulp mogelijk maakt. Het grillige
verloop van de vredesonderhandelingen in Juba toont echter aan dat het onmogelijk
is verwachtingen uit te spreken over een uitfaseren van de humanitaire hulp; vooralsnog
mag verondersteld worden dat ook in 2008 en 2009 humanitaire hulp noodzakelijk zal
zijn. Projectvoorstellen voor een langere periode dan twaalf maanden dienen nadrukkelijk
rekening te houden met de mogelijkheid van een vredesakkoord, en dit gegeven in hun
exit-strategie te verwerken.
In overleg met de Nederlandse ambassade zal worden bekeken of en zo ja, in hoeverre,
vorm kan worden gegeven aan de overbrugging van humanitaire naar structurele hulp.
In ieder geval dienen subsidieaanvragen een exit-strategie te bevatten die beschrijft
in hoeverre een activiteit aan overheidsinstanties dan wel aan nationale NGO’s kan
worden overgedragen, en in hoeverre aansluiting bij bestaande structurele hulpactiviteiten
mogelijk wordt geacht.
Regioannex Burundi en DR Congo 2008
Burundi
Na een decennium van burgeroorlog en een driejarige transitieperiode hebben in Burundi
in 2005 succesvolle verkiezingen plaatsgevonden. Op 26 augustus 2005 heeft de inauguratie
van president Nkurunziza plaatsgevonden. Twee jaar na de verkiezingen bevindt Burundi
zich nog altijd in lastig vaarwater. De in 2005 voorgenomen ‘inclusieve regering’
is pas na de recente regeringswissel van eind november 2007 tot stand gekomen. Het
optimisme in het eerste trimester van 2007, bekroond met een hoopgevende Ronde Tafel
Conferentie, heeft niet voldaan aan de verwachtingen. Het jaar 2007 werd gekenmerkt
door een regeringsimpasse wegens het ontbreken van een parlementaire meerderheid voor
de president. De onderhandelingen met de laatste rebellenbeweging FLN hebben in september
2006 weliswaar geleid tot een staakt het vuren, maar de FLN heeft zich later uit de
vredesonderhandelingen teruggetrokken. Nog altijd is onzeker of de onderhandelingen
tot een succesvol resultaat zullen leiden. Ook economisch gezien staat Burundi er
na de langdurige burgeroorlog nog slecht voor. Centraal staan voedsel- en gezondheidsproblematiek.
Maar ook andere sectoren kampen met talloze problemen. Toch heeft de Burundese overheid,
in overleg met de andere humanitaire actoren in Burundi besloten voor 2008 geen CAP
op te stellen.
De terugkeer en re-integratie van vluchtelingen uit vooral Tanzania blijven nog een
grote uitdaging voor het land vormen. De terugkeer van Burundese vluchtelingen nemen
sinds half 2007 toe. UNHCR verwacht dat in 2008 45.000 Burundese vluchtelingen zullen
terugkeren, en nog eens 35.000 in 2009.
Nederlandse inzet
Nederland voert gedurende drie jaar een bescheiden wederopbouwprogramma uit in Burundi,
waarin Nederland met name de Security Sector Reform ondersteund. De humanitaire hulp
van Nederland aan Burundi wordt sinds 2007 afgebouwd. Deze was in voorgaande jaren
voornamelijk geconcentreerd op ontheemden en (teruggekeerde) vluchtelingen en daarbinnen
met name op de sectoren/thema’s voedselzekerheid, basisgezondheidszorg, psychosociale
zorg en de rehabilitatie van de sociaaleconomische infrastructuur. In 2008 zal de
verder gelimiteerde hulp in het teken staan van voortgaande afbouw van humanitaire
hulpprogramma’s.
Nederlandse prioriteiten in 2008
Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp aan Burundi en de DRC richt zich zowel
op acute levensreddende activiteiten als op activiteiten die een meer duurzaam effect
beogen te sorteren. In 2008 zullen op hoofdlijnen dezelfde sectoren/thema’s worden
ondersteund als in voorgaande jaren. Voor Burundi betreft dit voedsel(zekerheid),
de terugkeer en re-integratie van vluchtelingen en ontheemden, basisgezondheidszorg
alsmede psychosociale zorg. In Burundi is de Nederlandse humanitaire hulp niet geconcentreerd
op specifieke regio’s. Wegens uitfasering van de humanitaire hulp aan Burundi zullen
in principe geen nieuwe voorstellen meer in behandeling worden genomen
Democratische Republiek Congo
Met de inauguratie van president Kabila werd eind 2006 de transitieperiode in de Democratische
Republiek Congo (DRC) afgesloten. In grote delen van het land verbeterde de veiligheidssituatie,
maar in de oostelijke Kivu’s laaien nog steeds conflicten op. De humanitaire situatie
is in de tweede helft van 2007 met name in Noord-Kivu ernstig verslechterd. Door de
aanhoudende gewapende conflicten zijn er steeds meer ontheemden, die langer dan voorheen
behoefte hebben aan hulp. In de DRC zijn nu ruim één miljoen mensen ontheemd; een
meerderheid van hen bevindt zich in de Kivu’s. Ook verblijven nog altijd honderdduizenden
Congolese vluchtelingen in buurlanden. De terugkeer naar sommige gebieden neemt toe
alhoewel het in de terugkeergebieden aan de meest elementaire voorzieningen ontbreekt.
Eind 2007 zijn in totaal volgens UNHCR bijna 53.000 vluchtelingen naar de DRC teruggekeerd
(waarvan 48.000 door UNHCR geassisteerd).
De afgelopen jaren is de hulp vooral gericht geweest op supplementaire en therapeutische
voeding aan jonge kinderen, basisgezondheidszorg, medicijnenleverantie, water en sanitatie
en ondersteuning aan Congolese vluchtelingen in Tanzania.
Nederlandse prioriteiten in 2008
In de DRC wordt voor nieuwe projecten prioriteit gegeven aan projecten gericht op
terugkeer van vluchtelingen en ontheemden, gebaseerd op een community based approach
(inclusief voedsel, basisgezondheidszorg en water en sanitatie). Ter voorkoming van
versnippering van het NGO-budget zal met extra interesse gekeken worden naar (Nederlandse
)(I)NGO’s die in samenwerkingsverbanden werken (gezamenlijke projectvoorstellen doen).
De hulp aan Congolese vluchtelingen in Tanzania wordt in 2008 uitgefaseerd.
De subsidiëring van activiteiten van (I)NGO’s in de DRC is vooral gericht op Oost-Congo;
(I)NGO’s kunnen tevens een beroep doen op het Pooled Fund, het gezamenlijk humanitair
fonds onder leiding van de Humanitaire Coördinator.
Voedselhulp en voedselzekerheid zullen in beginsel alleen via de VN-kanalen worden
gefinancierd; de ondersteuning van vluchtelingen zal in belangrijke mate via het daartoe
geëigende VN-kanaal lopen.
Specifieke voorwaarden voor subsidiëring
Naast de criteria zoals opgenomen in de Beleidsregels Humanitaire Hulp 2008 gelden
voor de DRC ook de eisen die zijn opgenomen in het Humanitarian Action Plan 2008.
Voor activiteiten op het gebied van basisgezondheidszorg geldt dat er een actieve
betrokkenheid van de bevolking moet zijn en dat aandacht moet worden besteed aan de
toegang voor de meest kwetsbare groepen.
Hygiënevoorlichting en reproductieve gezondheidszorg moeten deel uitmaken van de beoogde
activiteiten; eveneens dienen standaard de componenten sexual and gender based violence
(SGBV) en hiv/aids in de voorstellen te zijn opgenomen. voor de DRC kunnen voorstellen
met een maximale looptijd van 24 maanden worden ingediend.
Beschikbare middelen
Voor humanitaire hulp in Burundi is in 2008 een indicatief budget beschikbaar van
€ 3 miljoen; hiervan is indicatief € 1,0 miljoen beschikbaar voor subsidiëring van
reeds lopende activiteiten van (I)NGO’s.
Voor humanitaire hulp in de DRC is in 2008 een indicatief budget van € 14 miljoen
beschikbaar. Nederland zal evenals in 2007 met een aantal gelijkgezinde donoren, waaronder
het Verenigd Koninkrijk en Zweden, humanitaire middelen grotendeels kanaliseren via
het Pooled Fund waarop zowel VN-organisaties als (I)NGO’s een beroep kunnen doen;
een indicatief bedrag van € 5 miljoen zal resteert voor subsidiëring van activiteiten
van (I)NGO’s (het grootste deel hiervan is reeds gecommitteerd).
Meerjarig perspectief/ exit-strategie
Zoals eerder vermeld wordt de humanitaire hulp aan Burundi in 2008 afgebouwd.
In Oost-Congo blijft humanitaire hulp in zowel 2008 als waarschijnlijk ook in 2009
noodzakelijk. Op dit moment zijn nog lang niet alle gebieden door hulpverleners bereikt.
In regio’s die wel worden ‘bediend’, blijkt de omvang van de humanitaire noden enorm.
Een exit-strategie waarin beschreven staat in hoeverre in overdracht van een activiteit
aan overheidsinstanties dan wel nationale NGO’s is voorzien, dan wel aangegeven wordt
in welke mate aansluiting bij meer bestaande structurele hulpactiviteiten mogelijk
wordt geacht, dient standaard onderdeel uit te maken van een subsidieaanvraag.
Regio-annex Noord-Kaukasus 2008
Humanitaire situatie
De humanitaire situatie in de Noord-Kaukasus is in 2007 verder gestabiliseerd, hoewel
de veiligheidssituatie in de deelrepublieken Ingoestetië en Dagestan precair blijft.
De verwachting is dat – gezien de toenemende ontwikkelingen op het terrein van rehabilitatie
– de nog bestaande humanitaire noden verder zullen afnemen.
Prioriteiten in 2008
Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in de Noord-Kaukasus richt zich vooral
op de naar Tsjetsjenië teruggekeerde vluchtelingen en ontheemden in Tsjetsjenië. In
2008 wordt er geen gezamenlijk en gecoördineerd werkplan van de internationale hulporganisaties
gepubliceerd, in tegenstelling tot eerdere jaren. Wel zullen de nog aanwezige hulporganisaties
hun humanitaire activiteiten onderling blijven coördineren.
Beschikbare middelen
Het totale budget voor humanitaire hulp in 2008 voor de Noord-Kaukasus is vastgesteld
op € 1,6 miljoen. Dit bedrag wordt deels besteed via VN-organisaties en het ICRC,
en deels aan doorlopende verplichtingen.
Meerjarig perspectief/exit-strategie
Uitgaande van een verdere stabilisering van de humanitaire situatie in 2008 streeft
Nederland naar een uitfasering van humanitaire hulp in 2008 (m.u.v. het ICRC).
Regioannex Palestijnse Gebieden 2008
Humanitaire situatie
De humanitaire situatie in de Palestijnse gebieden is slecht. Nadat in maart 2007
de ‘National Unity Government’ was geformeerd kwam deze al in juni tot een abrupt
einde. Onderlinge Palestijnse gevechten leidden tot de machtsovername in Gaza door
Hamas waarna de noodtoestand werd uitgeroepen. Dit alles droeg bij tot een verslechtering
van de situatie. De grensovergangen zijn zeer beperkt geopend en slechts 13 basisproducten
mogen Gaza binnenkomen. Dit beperkte personen- en goederenverkeer heeft tot gevolg
dat de economie is ingestort, met name in Gaza. De levensstandaard is gedaald, de
werkloosheid en armoede zijn explosief gestegen, en de koopkracht van de huishoudens
is sterk afgenomen. Alhoewel het overheidspersoneel weer (een deel van hun) salaris
ontvangt, vergen infrastructuur en onderhoud nu aandacht. De gezondheids- en onderwijssector
worden nog steeds door internationale donoren van basisproducten voorzien. De energievoorziening
in Gaza staat, sinds Israel de Gaza strook verklaarde tot vijandige entiteit, sterk
onder druk: de toevoer van electriciteit wordt beperkt en de aanvoer van brandstof
(oa. voor generatoren in ziekenhuizen) neemt af.
OCHA heeft voor 2008 een Consolidated Appeal voor de Palestijnse Gebieden van USD
462 miljoen uitgebracht, naar verwachting zal dat bedrag gedurende het jaar nog stijgen.
Prioriteiten Nederland in 2008
Voor humanitaire hulp richt Nederland zich op projecten in de sectoren Internationaal
Humanitair Recht (IHL), coördinatie, werkgelegenheid/cash assistance en gezondheidszorg.
Specifieke voorwaarden voor subsidiëring
In principe gelden de voorwaarden uit Beleidsregels Humanitaire Hulp 2008.
Beschikbare middelen
In 2008 heeft Nederland indicatief voor humanitaire hulp ten behoeve van de Palestijnse
Gebieden totaal € 5 miljoen beschikbaar. Voor subsidieverlening (aan NGO’s) is ca.
€ 1 miljoen beschikbaar.
Meerjarige perspectief
Gezien de steeds slechter wordende situatie in de Palestijnse Gebieden, ziet het er
naar alle waarschijnlijkheid naar uit dat de behoefte aan humanitaire hulp in de komende
jaren zal toenemen. Nederland zal, indien nodig, ook in de toekomst hulp blijven verlenen.
Libanon
Eind mei 2007 hebben gevechten tussen de Fatah Al Islam beweging en het Libanese leger
de humanitaire situatie voor 27.000 Palestijnse vluchtelingen in het vluchtelingenkamp
Nahr El Bared sterk verslechterd. De kampfaciliteiten zijn zwaar beschadigd. Als direct
gevolg van de vluchtelingenstroom vanuit Nahr El Bared zijn de vluchtelingen in het
zuidelijker gelegen Beddawi kamp in aantal toegenomen van 16.000 naar 37.000 inwoners.
De toch al beperkte capaciteit van dit kamp wordt hiermee sterk op de proef gesteld.
De positie van de ca. 400.000 Palestijnse vluchtelingen in Libanon is gecompliceerd,
mede doordat zij geen uitzicht hebben op integratie in de Libanese maatschappij.
Vanaf het begin van de crisis zijn humanitaire organisaties (VN organisaties, Internationale
Rode Kruis, Palestijnse Rode halve Maan en andere NGO’s) daar actief geweest met de
inzet van extra noodhulp voor voedsel, onderdak, basisgezondheidszorg, water, sanitaire
aangelegenheden [ik zou zeggen: voorzieningen], onderwijs, non-food items, early recovery,
emergency en recovery capaciteit en bescherming voor ca. 5.500 gezinnen van het kamp
en zijn aangrenzende gebieden.
Ruiming van grote hoeveelheden puin, waarin zich nog niet geëxplodeerde munitie bevindt,
heeft een zeer hoge prioriteit.
Regioannex Zuidelijk Afrika (m.n. Zimbabwe)
Humanitaire situatie
Zuidelijk Afrika wordt sinds 2002 met grote regelmaat getroffen door droogte, overstromingen
en cyclonen. In 2007 zijn vijf VN appeals voor natuurrampen uitgebracht voor landen
in deze regio. Behalve natuurrampen heeft Zuidelijk Afrika ook te kampen met het hoogste
aantal personen met HIV/aids in Afrika. De schatting is dat in de regio tien miljoen
mensen leven met HIV/aids. Zimbabwe ia daarbij het zwaarst getroffen. Naast de hoge
HIV/aids cijfers (18% van de totale bevolking) en het dodental (3.200 sterfgevallen
per week) blijft het land kampen met voedseltekorten, slecht bestuur en economische
terugval. Behoeftenonderzoeken (Needs assessments) wijzen uit dat voor het eerst kwartaal
van 2008 4.1 miljoen mensen afhankelijk zijn van voedselhulp. Vrouwen en kinderen
vormen de kwetsbaarste groepen en hebben extra steun nodig in de verbetering van hun
levensomstandigheden. Verder hebben bepaalde delen in Zimbabwe te kampen met grote
waterproblemen. De verwachting is dat in 2008 1.5 miljoen mensen in Bulawayo te maken
krijgen met tekorten aan water.
OCHA heeft voor 2008 een Consolidated Appeal voor Zimbabwe opgesteld van $ 316 miljoen.
Prioriteiten Nederland in 2008
Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in Zuidelijk Afrika richt zich primair
op voedselzekerheid en HIV/aids. Extra aandacht is er voor kwetsbare groepen zoals
moeders en kinderen. Ook de coördinatie op humanitair gebied heeft de aandacht van
Nederland.
Specifieke voorwaarden voor financiering
In principe gelden de voorwaarden uit het algemene deel van het Subsidiebeleidskader
2008. Vanwege de complementaire samenwerking met het regionale HIV/aids programma
in Pretoria en de ambassade in Harare, is besloten dat centrale noodhulpbudgetten
in Zuidelijk Afrika in beginsel via de VN te laten verlopen.
Beschikbare fondsen
In 2008 is voor Zuidelijk Afrika (incl. Zimbabwe) indicatief een budget voor € 8 miljoen
beschikbaar. Dit bedrag wordt vrijwel uitsluitend besteed via VN-kanalen.
Meerjarig perspectief
Gezien de situatie in vooral Zimbabwe zal humanitaire hulp voor de kwetsbare groepen
in de komende jaren hoogstwaarschijnlijk nodig zijn. De economische teruggang, voedselonzekerheid,
hoge migratiegraad, slecht bestuur en een onzekere politieke situatie zullen waarschijnlijk
voortduren. In overig (?) Zuidelijk Afrika is nu geen acute noodsituatie. Wel is de
regio uitermate kwetsbaar voor droogte, economische en politieke instabiliteit zodat
regionale coördinatie op humanitair gebied nodig blijft om adequaat op acute noodsituaties
in te kunnen spelen.
Handleiding subsidieaanvragen in het kader van humanitaire financiering voor NGO's
1. Achtergrond
Sinds 2004 heeft DMV/HH voor subsidieaanvragen voor humanitaire hulpprojecten steeds
verwezen naar de 'Stroomlijningsnotitie'. De notitie beschrijft hoe DMV/HH in samenspraak
met zijn NGO-partners tot afspraken is gekomen om de aanvragen van subsidies voor
humanitaire hulpprojecten te stroomlijnen. Dat was nodig om de beheerslast terug te
dingen, zowel voor de partners als voor DMV/HH. De afgelopen jaren heeft de Stroomlijningsnotitie
zijn nut bewezen. Deze handleiding is een voortzetting en actualisering van deze notitie.
2. Doel
Het doel van deze handleiding is om met minimale beheerslast en procedures een projectcyclus
op te zetten die maximale accountability en resultaat garandeert. Bepalend voor de
speelruimte zijn de juridische kaders, waaronder de Algemene wet bestuursrecht en
de subsidieregelgeving van Buitenlandse Zaken (de Kaderwet Subsidies Ministerie van
Buitenlande Zaken, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Subsidieregeling
Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 en de toepasselijke beleidsregels). Het was
en is dus niet de bedoeling een nieuwe procedure te ontwikkelen, maar om binnen de
bestaande regels maximale winst te boeken.
3. Looptijd
De standaard looptijd voor humanitaire hulpprojecten is twaalf maanden. Complexe crisissituaties
duren echter vaak jaren. Daarom kunnen projectvoorstellen een maximale looptijd hebben
van twee jaar, indien zij betrekking hebben op voortslepende crises. Bij landen die
daarvoor in aanmerking komen, zal deze looptijd worden aangeduid in de betreffende
annex bij de Beleidsregels Humanitaire Hulp, die jaarlijks in de Staatscourant worden
gepubliceerd. Voorstellen met een kortere looptijd worden ook in behandeling genomen,
indien de situatie daartoe aanleiding geeft. Een 'harde ondergrens' voor de omvang
van projecten is (nog) niet ingesteld, maar DMV/HH blijft streven naar schaalvergroting,
waarbij de projectomvang minimaal enkele honderdduizenden Euro's zal bedragen. Binnen
de context van een conflict kunnen projectvoorstellen voor meerdere landen (zelfde
regio, zelfde looptijd; zelfde sector) worden ingediend. Het indienen van een meerjarige
aanvraag voor financiering is overigens nimmer verplicht.
4. Eenvoud
Projectvoorstellen dienen zo eenvoudig mogelijk te zijn. De algehele analyse van de
situatie in het land van uitvoering kan achterwege worden gelaten en de contextuele
beschrijvingen kunnen worden beperkt tot de feitelijke projectomgeving. Een politieke
analyse is niet vereist. De beschrijving kan zich richten op de sector waarin het
project zich afspeelt en de coördinatiestructuur. Van groot belang is het 'SMART'
formuleren van doelstellingen en resultaten.
5. Budget
De subsidieaanvraag dient onderbouwd te zijn door een gedetailleerde begroting. Volgens
artikel 25 en verder van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn naast een begroting ook een activiteitenplan en (in het geval van een activiteitensubsidie)
een liquiditeitsprognose vereist. Toewijzing geschiedt op basis van hoofdkosten-soorten.
Bij de uitvoering heeft de uitvoerder wel enige vrijheid van handelen. Verschuivingen
binnen deze hoofdkostensoorten (personeel, investeringen, lopende kosten, training/
opleiding) van maximaal 25 % hoeven niet vóóraf te worden gemeld en goedgekeurd, met
uitzondering van verschuivingen naar de inzet van expat-personeel en consultants die
ten koste gaan van de uitgaven aan lokaal personeel, aanschaf van voertuigen en communicatiemiddelen.
Meldingsplicht en goedkeuring vooraf is noodzakelijk bij verhogingen van hoofdkostensoorten
personeel en investeringen ten koste van andere hoofdkosten-soorten (max 25 %). Melding
en definitieve goedkeuring van toegestane (d.w.z. kleiner dan 25%) afwijkingen zullen
worden gekoppeld aan de tussentijdse of eindrapportage (na 1 jaar). Hierover wordt
dus geen tussentijdse correspondentie gevoerd.
Ook zal de eventuele besteding van de post 'onvoorzien' voortaan achteraf worden bekeken,
binnen de context van het project en op basis van redelijkheid. Dat wil zeggen dat
bestedingen direct betrekking dienen te hebben op het goedgekeurde project en slechts
de daarin geformuleerde doelstelling en doelgroep dienen na te streven. Ook geldt
dat lastens 'onvoorzien' slechts de inzet van additioneel lokaal personeel en de huur
van projectmiddelen worden geaccepteerd; dus geen uitbreiding van de expatkosten (incl.
consultants) of de aanschaf van kapitaalgoederen.
6. Rapportage
Voor projecten met een looptijd van twee jaar zal in de subsidieverleningsbeschikking
worden opgenomen dat na één jaar tussentijds wordt gerapporteerd, echter niet op behaalde
resultaten, maar op afwijking van de in de aanvraag gestelde doelen en resultaten.
Daaraan wordt uiteraard de verplichting van het opstellen van een plan van aanpak
gekoppeld dat inzage geeft in hoe de doelstellingen (alsnog) kunnen worden gehaald
en wat hier voor budgettaire consequenties uit voort vloeien. In dit plan en in deze
rapportage kunnen de reeds doorgevoerde en nog geplande verschuivingen van budgetlijnen
inzichtelijk worden gemaakt. Aan het einde van de looptijd wordt als voorheen een
gecombineerde eind-inhoudelijk/ financiële rapportage ingediend.
7. Beleidregels en landenannexen
DMV zal jaarlijks de 'Beleidsregels Humanitaire Hulp' publiceren, inclusief indicatieve
landenplafonds en aanvullende criteria voor specifieke crises, in zogenaamde annexen.
8. Tot slot
Deze handleiding streeft naar een verantwoorde minimalisering van het aantal documenten,
bevestigingsbrieven en activiteitenregistraties. Tegelijkertijd wordt de vrijheid
van handelen van de uitvoerder geoptimaliseerd en de flexibiliteit van de uitvoering
gegarandeerd. Echter, bij serieuze complicaties zoals bijvoorbeeld ingrijpende veranderingen
in de veiligheidssituatie, waardoor de uitvoering van het project in het geding komt,
blijft de informatieplicht onverkort van toepassing. Sturing en monitoring zijn verlegd
naar afwijkingen op de planning. Rapportage wordt gedaan op basis van de realisatie
van de doelstellingen en de presentatie van een plan van aanpak om (eventuele) tegenslagen
daarin te verwerken. Kleine NGO's worden niet uitgesloten, evenmin de buitenlandse.
Door clustering van activiteiten van kleine NGO's te promoten, kan verdere stroomlijning
worden bereikt. Voor BZ is voorts belangrijk dat de planningsvrijheid en noodzakelijke
budgetflexibiliteit gehandhaafd blijft en de handelingsruimte voor de regering bij
rampenrespons in tact blijft. Deze handleiding richt zich dan ook op de min of meer
voorspelbare financiering in langdurige complexe crisissituaties.