Wpg/Wjsg-machtigingsbesluit cash call

[Regeling vervalt op nader te bepalen datum].
Geraadpleegd op 23-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 13-05-2024.
Geldend van 26-02-2022 t/m heden

Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 22 november 2021, nr. 2763712, houdende toestemming tot het verstrekken van bepaalde politiegegevens en strafvorderlijke gegevens aan de Belastingdienst met het oog op de heffing en invordering van belastingen alsmede rechten bij invoer en rechten bij uitvoer

De Minister van Justitie en Veiligheid

Overwegende:

Dat ingevolge artikel 7, vierde lid, van de Politiewet 2012, de ambtenaar van de politie bevoegd is een in te sluiten persoon aan zijn kleding te onderzoeken op voorwerpen die hij bij zich draagt of met zich mee voert;

Dat ingevolge artikel 28, eerste lid, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren, de ambtenaar van de politie voor de duur van de insluiting voorwerpen van waarde, waaronder contant geld, in bewaring kan nemen die tijdens de insluiting een gevaar voor de ingeslotene of voor anderen kunnen vormen;

Dat deze voorwerpen, als geen strafrechtelijke inbeslagneming volgt, na de invrijheidsstelling worden teruggegeven aan de betrokken persoon;

Dat ingevolge de artikelen 94 en 94a van het Wetboek van Strafvordering voorwerpen, waaronder contant geld, in beslag genomen kunnen worden ten behoeve van de in die artikelen beschreven doelen;

Dat indien het belang van de strafvordering niet meer aanwezig is, het beslag wordt beëindigd en deze voorwerpen worden teruggegeven, in beginsel aan degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen;

Dat het vanuit het oogpunt van een effectieve handhaving van wetten en regels van belang is dat de vorderingen van overheidsinstellingen op natuurlijke en rechtspersonen worden voldaan en dat het uit dien hoofde onwenselijk is dat in bewaring of in beslag genomen voorwerpen door de politie en het openbaar ministerie worden teruggegeven aan de betrokken persoon, terwijl de inspecteur en de ontvanger, bedoeld in hoofdstuk 2 van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003, deze zouden kunnen aanwenden voor de heffing en invordering van belastingen als bedoeld in artikel 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen alsmede rechten bij invoer en rechten bij uitvoer als bedoeld in artikel 7:3 van de Algemene douanewet;

Dat het daarom wenselijk is dat gegevens die betrekking hebben op de personalia van de persoon van wie voorwerpen in bewaring of beslag zijn genomen alsmede informatie over deze voorwerpen, waaronder contant geld, door de politie onderscheidenlijk het openbaar ministerie kunnen worden verstrekt aan de inspecteur en de ontvanger, bedoeld in hoofdstuk 2 van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003, zodat zij in staat worden gesteld na te gaan of die voorwerpen, voordat die aan de betrokkene worden teruggegeven, kunnen worden aangewend voor de heffing en invordering van belastingen als bedoeld in artikel 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen alsmede rechten bij invoer en rechten bij uitvoer als bedoeld in artikel 7:3 van de Algemene douanewet;

Dat de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens thans geen grondslag bieden voor de verstrekking van deze gegevens;

Dat ingevolge artikel 18, tweede lid, van de Wet politiegegevens en artikel 14, eerste lid, en 39g van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens de Minister van Justitie en Veiligheid in bijzondere gevallen toestemming kan geven tot het verstrekken van daarbij door hem te omschrijven persoonsgegevens voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang overeenkomstig door hem te geven voorschriften en onder door hem te stellen voorwaarden;

Dat met de verstrekking van de voornoemde gegevens aan de hiervoor bedoelde inspecteur en ontvanger een zwaarwegend algemeen belang wordt gediend, omdat zij hierdoor in staat worden gesteld na te gaan of de in bewaring of in beslag genomen voorwerpen, waaronder contant geld, kunnen worden aangewend voor de heffing en invordering van belastingen als bedoeld in artikel 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen alsmede rechten bij invoer en rechten bij uitvoer als bedoeld in artikel 7:3 van de Algemene douanewet;

Dat ten behoeve van de bescherming van persoonsgegevens, in het bijzonder de proportionaliteit van de gegevensverstrekking in geval van bewaring of inbeslagneming van voorwerpen, waaronder contant geld, beperkingen worden gesteld aan de waarde van de voorwerpen die aanleiding geeft tot de verstrekking en de te verstrekken persoonsgegevens worden beperkt tot de personalia, en nadere voorschriften en voorwaarden worden gesteld met betrekking tot de verdere verwerking van de gegevens. Met het begrip personalia wordt tot uitdrukking gebracht dat het uitgangspunt is dat de te verstrekken gegevens zijn beperkt tot gegevens omtrent naam, adres en woonplaats (NAW-gegevens), geboortedatum, indien noodzakelijk aangevuld met nadere identificerende gegevens, zoals een BSN-nummer;

Gelet op artikel 18, tweede lid, van de Wet politiegegevens en de artikelen 14, eerste lid, en 39g, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens,

Besluit:

Artikel 1

  • 1 Aan de korpschef van de politie wordt toestemming verleend politiegegevens te verstrekken aan de inspecteur en de ontvanger, bedoeld in hoofdstuk 2 van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003, teneinde in bewaring of in beslag genomen voorwerpen, waaronder contant geld, tijdig aan te kunnen wenden voor de heffing en invordering van belastingen als bedoeld in artikel 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen alsmede rechten bij invoer en rechten bij uitvoer als bedoeld in artikel 7:3 van de Algemene douanewet ten aanzien van degene bij wie voorwerpen in bewaring of in beslag zijn genomen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde politiegegevens betreffen uitsluitend gegevens die worden verwerkt ingevolge artikel 8 van de Wet politiegegevens, die betrekking hebben op in bewaring of in beslag genomen voorwerpen, waaronder contant geld, met een gezamenlijke waarde van 1.000 euro of meer, en op de personalia van de persoon bij wie deze voorwerpen in bewaring of in beslag zijn genomen.

Artikel 2

  • 2 De in het eerste lid bedoelde strafvorderlijke gegevens betreffen uitsluitend gegevens die worden verwerkt ingevolge artikel 39b, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die betrekking hebben op in beslag genomen voorwerpen, waaronder contant geld, met een gezamenlijke waarde van 1.000 euro of meer, en op de personalia van de persoon bij wie deze voorwerpen in beslag zijn genomen.

Artikel 3

  • 1 De Belastingdienst wijst een centraal contactpunt aan, waaraan de in de artikelen 1 en 2 bedoelde gegevens worden verzonden ten behoeve van het gebruik daarvan door de inspecteur en de ontvanger.

  • 2 De Belastingdienst treft maatregelen die waarborgen dat de verstrekte gegevens uitsluitend worden gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn verstrekt, dat deze gegevens niet worden doorverstrekt aan andere bestuursorganen dan de inspecteur en de ontvanger, en dat de gegevens worden vernietigd zodra de voor de Belastingdienst ingevolge de Archiefwet geldende bewaartermijnen zijn verstreken.

Artikel 4

Dit besluit wordt in de Staatscourant geplaatst en treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt op de dag dat bij of krachtens de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in een overeenkomstige verstrekkingsgrondslag is voorzien.

's-Gravenhage, 22 november 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid

F.B.J. Grapperhaus

Naar boven