Regeling specifieke uitkering Regionale Aanpak Laadinfrastructuur 2023 – 2030

[Regeling vervalt per 01-01-2031.]
Geraadpleegd op 29-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 14-05-2024.
Geldend van 01-12-2023 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 23 augustus 2023, nr. IENW/BSK-2023/187607, houdende regels over een specifieke uitkering in verband met de voortzetting van de Regionale Aanpak Laadinfrastructuur voor de jaren 2023 tot en met 2030 (Regeling specifieke uitkering Regionale Aanpak Laadinfrastructuur 2023 – 2030)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • ontvangers: provincies Noord-Holland, Fryslân, Zeeland, Gelderland en Noord-Brabant en de gemeente Utrecht;

  • samenwerkingsregio: samenwerkingsverband van provincies of gemeenten die partij zijn bij de Samenwerkingsovereenkomst Regionale Aanpak Laadinfrastructuur 2;

  • Samenwerkingsovereenkomst Regionale Aanpak Laadinfrastructuur: overeenkomst tussen de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, provincies of gemeenten van een samenwerkingsregio en netbeheerders waarin de onderlinge afspraken en de onderdelen van het plan van aanpak zijn beschreven en de deelnemende decentrale overheden per samenwerkingsregio zijn benoemd die geldt tot en met 31 december 2023;

  • Samenwerkingsovereenkomst Regionale Aanpak Laadinfrastructuur 2: overeenkomst tussen de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, provincies of gemeenten van een samenwerkingsregio en netbeheerders waarin de onderlinge afspraken en de onderdelen van het plan van aanpak zijn beschreven en de deelnemende decentrale overheden per samenwerkingsregio zijn benoemd die geldt met ingang van 1 januari 2024.

Artikel 3. Doel

Deze regeling heeft tot doel om de ontvangers en de deelnemers aan de betreffende samenwerkingsregio’s in staat te stellen de Regionale Aanpak Laadinfrastructuur op te stellen, te actualiseren en uit te voeren.

Artikel 3a. Aanvraag

  • 1 De minister kan op aanvraag een specifieke uitkering verlenen aan een ontvanger.

  • 2 Bij de aanvraag worden de volgende gegevens aangeleverd:

    • a. een aanduiding waarvoor een specifieke uitkering wordt aangevraagd;

    • b. het bedrag dat wordt aangevraagd;

    • c. de jaren waarvoor de specifieke uitkering aangevraagd wordt;

    • d. het bedrag aan omzetbelasting dat recht geeft op een bijdrage op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds;

    • e. de NAW-gegevens van de aanvrager;

    • f. het bankrekeningnummer waarop de specifieke uitkering dient te worden gestort.

Artikel 4. Verlening, verdeling en plafond

  • 1 De minister verleent een specifieke uitkering aan de ontvangers voor het opstellen, actualiseren en uitvoeren van de Regionale Aanpak Laadinfrastructuur op basis van een plan van aanpak zoals beschreven in de Samenwerkingsovereenkomst Regionale Aanpak Laadinfrastructuur voor het jaar 2023 en zoals beschreven in de Samenwerkingsovereenkomst Regionale Aanpak Laadinfrastructuur 2 vanaf 2024.

  • 2 De specifieke uitkering, vermeerderd met compensabele omzetbelasting, bedraagt ten hoogste het bedrag genoemd in de bijlage bij deze regeling, voor de daarbij genoemde ontvanger in het bijbehorende jaar.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde bedragen worden mede ter beschikking gesteld aan de andere decentrale overheden van een samenwerkingsregio waarvan de betreffende ontvanger deel uitmaakt.

  • 4 Het plafond van de specifieke uitkering bedraagt:

    • a. voor het jaar 2023: € 9.254.404;

    • b. voor het jaar 2024: € 19.555.987;

    • c. voor het jaar 2025: € 10.892.413.

    Deze beschikbare bedragen zijn inclusief omzetbelasting.

  • 5 De plafonds voor de jaren na 2025 worden door de minister vastgesteld en in de Staatscourant gepubliceerd uiterlijk op 1 december voorafgaand aan het betreffende jaar.

  • 6 Een besluit tot verlening van de specifieke uitkering vermeldt in elk geval:

    • a. het bedrag van de specifieke uitkering en het bedrag dat betrekking heeft op de compensabele btw-component en toegevoegd is aan het BTW-compensatiefonds;

    • b. de periode waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend.

Artikel 5. Aan de specifieke uitkering verbonden verplichtingen

  • 1 Het plan van aanpak zoals beschreven in de Samenwerkingsovereenkomst Regionale Aanpak Laadinfrastructuur 2 wordt conform de afspraken in die samenwerkingsovereenkomst opgeleverd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt het plan van aanpak opgeleverd conform de afspraken in de Samenwerkingsovereenkomst Regionale Laadinfrastructuur, met uitzondering van artikel 6, eerste lid, onderdeel b, van die samenwerkingsovereenkomst, indien de aanvraag voor een specifieke uitkering betrekking heeft op het jaar 2023.

  • 3 Met ingang van 1 januari 2024 verstrekken de ontvangers jaarlijks uiterlijk op 1 maart aan de minister een actualisatie van het plan van aanpak inclusief een voortgangsrapportage van het voorafgaande jaar.

  • 4 De ontvangers besteden in gezamenlijkheid met de andere decentrale overheden van een samenwerkingsregio de specifieke uitkering uitsluitend aan het opstellen, actualiseren en uitvoeren van de Regionale Aanpak Laadinfrastructuur op basis van het plan van aanpak zoals beschreven in de samenwerkingsovereenkomst tussen de betreffende ontvanger en de andere decentrale overheden van de samenwerkingsregio van die ontvanger.

  • 5 De ontvangers maken met de andere decentrale overheden van een samenwerkingsregio tijdig afspraken met de gemeenten gelegen binnen de grenzen van een samenwerkingsregio ter uitvoering van het plan van aanpak.

  • 6 De specifieke uitkering kan door de ontvangers en de andere decentrale overheden van een samenwerkingsregio mede worden besteed aan de middelen die door de in het vijfde lid bedoelde gemeenten worden ingezet bij het opstellen, actualiseren en uitvoeren van het plan van aanpak. Die gemeenten verantwoorden de inzet van deze middelen voor zover van toepassing aan de betreffende ontvanger op de wijze, bepaald in artikel 17a, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet.

  • 7 Ontvangers ondertekenen voorafgaand aan de verlening van de specifieke uitkering vanaf 2024 de Samenwerkingsovereenkomst Regionale Aanpak Laadinfrastructuur 2 samen met of namens de andere overheden van de samenwerkingsregio.

  • 8 De activiteiten waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend voor de jaren 2023, 2024 en 2025, zijn uitgevoerd voor 31 december 2025.

  • 9 De activiteiten waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend voor de jaren 2026 tot en met 2030, zijn uitgevoerd voor 31 december 2030.

Artikel 6. Voorschotverlening

  • 1 Gelijktijdig met de beschikking tot verlening van de specifieke uitkering verleent de minister een voorschot van 100%.

  • 2 Dit voorschot wordt betaald in drie termijnen:

    • a. het voorschot voor het jaar 2023 wordt binnen zes weken na de beschikking tot verlening betaald;

    • b. het voorschot voor het jaar 2024 wordt voor 1 juli 2024 betaald;

    • c. het voorschot voor het jaar 2025 wordt voor 1 juli 2025 betaald.

Artikel 7. Verantwoording

De ontvangers en de andere decentrale overheden van een samenwerkingsregio leggen verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze, bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 8. Vaststelling

De minister stelt de specifieke uitkering vast uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de laatste verantwoording, bedoeld in artikel 7, heeft plaatsgevonden.

Artikel 9. Evaluatieverslag

De minister publiceert voor 2026 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de specifieke uitkering in de praktijk.

Artikel 10. Inwerkingtreding en horizonbepaling

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2023.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2031, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor de datum zijn verleend.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering Regionale Aanpak Laadinfrastructuur 2023 – 2030.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

V.L.W.A. Heijnen

Bijlage, behorend bij artikel 4, tweede lid

Maximale bedragen per ontvanger, inclusief omzetbelasting, als bedoeld in artikel 4, tweede lid

Ontvanger

2023

2024

2025

Provincie Noord-Holland

€ 1.656.266

€ 2.861.100

€ 2.080.000

Provincie Fryslân

€ 1.825.933

€ 3.353.200

€ 2.080.000

Provincie Zeeland

€ 1.841.312

€ 3.332.300

€ 492.413

Provincie Gelderland

€ 2.063.873

€ 3.109.739

€ 2.080.000

Provincie Noord-Brabant

€ 1.076.425

€ 4.549.648

€ 2.080.000

Gemeente Utrecht

€ 790.595

€ 2.350.000

€ 2.080.000

Naar boven