Tijdelijke regeling capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid

[Regeling vervalt per 01-01-2026.]
Geraadpleegd op 30-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 14-05-2024.
Geldend van 28-02-2023 t/m 28-05-2024

Tijdelijke regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 22 februari 2023, nr. WJZ/ 26115629, houdende regels over verlening van meerjarige specifieke uitkeringen voor capaciteit (bemensing) van decentrale overheden voor de uitvoering van klimaat- en energiebeleid (Tijdelijke regeling capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid)

De Minister voor Klimaat en Energie,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, en 3, eerste lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • apparaatskosten: salarissen en sociale lasten voor ambtelijk personeel (inclusief overhead), kosten voor ingeleend personeel en overige goederen en diensten;

  • capaciteit (bemensing): inzet van ambtelijke capaciteit of externe inhuur van capaciteit (bemensing) ten behoeve van de uitvoering van het klimaat- en energiebeleid;

  • decentrale overheid: de provincie of gemeente gelegen in Nederland die een specifieke uitkering ontvangt;

  • klimaat- en energiebeleid: beleid gericht op het behalen van de doelstellingen genoemd in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Klimaatwet;

  • minister: Minister voor Klimaat en Energie;

  • uitkeringsperiode: de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2025, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, vijfde lid, van deze regeling.

Artikel 2. Doel van de regeling

  • 1 Deze regeling heeft tot doel om gedurende de uitkeringsperiode de capaciteit (bemensing) te vergroten bij decentrale overheden voor de uitvoering van het klimaat- en energiebeleid in de volgende sectoren:

    • a. gebouwde omgeving;

    • b. elektriciteit;

    • c. mobiliteit;

    • d. industrie; of

    • e. overig klimaat- en energiebeleid.

Artikel 3. Hoogte, plafond en verdeling

  • 1 Het bedrag dat voor de uitkeringsperiode van deze regeling beschikbaar is gesteld is € 1.037.612.596,- exclusief afdracht aan het BTW compensatiefonds.

  • 2 De minister verleent ten hoogste één specifieke uitkering per decentrale overheid en die bedraagt de optelsom van de bedragen voor de kalenderjaren 2023 tot en met 2025 zoals opgenomen in bijlage A bij deze regeling.

  • 3 De minister kan aan een decentrale overheid voorschotten verlenen.

  • 4 De bevoorschotting van de specifieke uitkering aan een decentrale overheid geschiedt in de kalenderjaren 2023 tot en met 2025 jaarlijks en bedraagt voor het desbetreffende jaar ten hoogste het bedrag opgenomen in bijlage A bij deze regeling. De betaling van de voorschotten vindt plaats uiterlijk in mei 2023, januari 2024 en januari 2025.

  • 5 De decentrale overheid kan 100% van een voorschot reserveren voor uitgaven in de twee kalenderjaren volgend op het jaar van uitbetaling van het voorschot.

Artikel 4. In aanmerking komende kosten

  • 1 De volgende kosten komen voor een specifieke uitkering in aanmerking:

    • a. apparaatskosten;

    • b. overige kosten gerelateerd aan apparaatskosten zoals bedoeld onder a. met een maximum van 10% van de specifieke uitkering.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt de specifieke uitkering niet geacht te zien op bedragen voor verschuldigde omzetbelasting, tenzij de decentrale overheid aantoonbaar de omzetbelasting niet kan verrekenen of hiervoor geen compensatie kan krijgen op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

Artikel 5. Aanvraag

  • 1 Een specifieke uitkering wordt op aanvraag aan een decentrale overheid verleend.

  • 2 Een aanvraag voor een specifieke uitkering wordt ingediend in de periode van 3 april 2023, 9:00 uur tot 28 april 2023, 17:00 uur met gebruikmaking van het door de minister beschikbaar gestelde middel.

  • 3 Een aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. de naam en bankgegevens van de decentrale overheid;

    • b. de contactgegevens van de contactpersoon bij de decentrale overheid; en

    • c. de datum van de aanvraag.

Artikel 6. Verplichtingen

De decentrale overheid draagt er zorg voor dat de specifieke uitkering uitsluitend wordt ingezet ten behoeve van het in artikel 2 genoemde doel.

Artikel 7. Afwijzingsgronden

De minister besluit afwijzend op een aanvraag indien er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de decentrale overheid niet zal voldoen aan de in deze regeling opgenomen verplichtingen.

Artikel 8. Informatieverplichtingen

  • 1 De decentrale overheid verstrekt aan de minister jaarlijks in de periode van 1 mei, 9:00 uur tot 1 juli, 17:00 uur volgend op het jaar waarin de uitkering is ingezet een overzicht waaruit blijkt dat de specifieke uitkering is ingezet voor capaciteit (bemensing) op het gebied van klimaat- en energiebeleid, onderverdeeld naar de sectoren gebouwde omgeving, elektriciteit, mobiliteit, industrie of overig klimaat- en energiebeleid.

  • 2 Op verzoek van de minister verstrekt de decentrale overheid eenmalig informatie ten behoeve van de voortgang en evaluatie van deze regeling.

  • 3 De decentrale overheid doet onverwijld schriftelijk mededeling aan de minister zodra aannemelijk is dat niet, niet tijdig of niet geheel zal worden voldaan aan de in het eerste en tweede lid genoemde verplichtingen.

Artikel 9. Verantwoording en terugvordering

  • 1 De decentrale overheid legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, waaruit minimaal blijkt hoeveel voor de specifieke uitkering in aanmerking komende kosten, zoals gedefinieerd in artikel 4, met de specifieke uitkering zijn ingezet ten behoeve van het doel waarvoor deze is verleend.

  • 2 Indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de specifieke uitkering niet volledig is besteed aan het doel waarvoor deze is verleend, of onrechtmatig is besteed, kan de specifieke uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede doel door de minister worden teruggevorderd. De minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan de decentrale overheid.

Artikel 10. Vaststelling

  • 1 De minister stelt de specifieke uitkering ambtshalve overeenkomstig de verlening vast uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de minister de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, over de uitkeringsperiode van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ontvangen, tenzij:

    • a. aan het doel waarvoor de specifieke uitkering is verleend, niet of niet volledig is voldaan, of

    • b. niet is voldaan aan de aan de specifieke uitkering verbonden verplichtingen.

  • 2 Indien ten aanzien van het jaar 2025 gebruik wordt gemaakt van de in artikel 3, vijfde lid bepaalde mogelijkheid wordt de specifieke uitkering overeenkomstig het eerste lid uiterlijk 31 december 2028 vastgesteld.

Artikel 11. Vervaltermijn

Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor die datum zijn verleend.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 februari 2023

De Minister voor Klimaat en Energie,

R.A.A. Jetten

Bijlage A. met de bedragen als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Tijdelijke meerjarige regeling specifieke uitkering voor capaciteit (bemensing) decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid

Provincies

2023

2024

2025

Groningen

€ 1.076.953

€ 1.076.182

€ 1.531.544

Fryslân

€ 1.118.375

€ 1.117.573

€ 1.590.449

Drenthe

€ 869.847

€ 869.224

€ 1.237.016

Overijssel

€ 1.491.166

€ 1.490.098

€ 2.120.599

Flevoland

€ 704.162

€ 703.657

€ 1.001.394

Gelderland

€ 2.526.698

€ 2.524.888

€ 3.593.237

Utrecht

€ 1.325.481

€ 1.324.531

€ 1.884.977

Noord-Holland

€ 2.547.409

€ 2.545.584

€ 3.622.690

Zuid-Holland

€ 3.500.098

€ 3.497.590

€ 4.977.516

Zeeland

€ 787.004

€ 786.440

€ 1.119.205

Noord-Brabant

€ 3.189.439

€ 3.187.153

€ 4.535.725

Limburg

€ 1.574.009

€ 1.572.881

€ 2.238.410

Gemeente

2023

2024

2025

2023 ZE-zone

Aa en Hunze

€ 531.536

€ 536.358

€ 541.179

€ -

Aalsmeer

€ 556.857

€ 561.908

€ 566.960

€ -

Aalten

€ 501.035

€ 505.580

€ 510.125

€ -

Achtkarspelen

€ 501.516

€ 506.066

€ 510.615

€ -

Alblasserdam

€ 374.537

€ 377.934

€ 381.332

€ -

Albrandswaard

€ 435.269

€ 439.218

€ 443.166

€ -

Alkmaar

€ 1.982.378

€ 2.000.361

€ 2.018.344

€ -

Almelo

€ 1.283.083

€ 1.294.722

€ 1.306.362

€ -

Almere

€ 3.119.422

€ 3.147.719

€ 3.176.016

€ -

Alphen aan den Rijn

€ 1.843.562

€ 1.860.285

€ 1.877.009

€ 386.762

Alphen-Chaam

€ 230.800

€ 232.894

€ 234.987

€ -

Altena

€ 912.335

€ 920.611

€ 928.887

€ -

Ameland

€ 177.758

€ 179.370

€ 180.983

€ -

Amersfoort

€ 2.582.770

€ 2.606.199

€ 2.629.628

€ 386.762

Amstelveen

€ 1.637.753

€ 1.652.609

€ 1.667.466

€ -

Amsterdam

€ 16.481.951

€ 16.631.464

€ 16.780.976

€ 386.762

Apeldoorn

€ 2.796.400

€ 2.821.767

€ 2.847.134

€ 386.762

Arnhem

€ 2.841.026

€ 2.866.798

€ 2.892.570

€ 386.762

Assen

€ 1.238.444

€ 1.249.679

€ 1.260.913

€ 386.762

Asten

€ 329.784

€ 332.775

€ 335.767

€ -

Baarle-Nassau

€ 200.177

€ 201.993

€ 203.809

€ -

Baarn

€ 501.699

€ 506.250

€ 510.801

€ -

Barendrecht

€ 784.360

€ 791.475

€ 798.590

€ -

Barneveld

€ 1.020.757

€ 1.030.017

€ 1.039.276

€ -

Beek (L.)

€ 333.744

€ 336.772

€ 339.799

€ -

Beekdaelen

€ 649.268

€ 655.157

€ 661.047

€ -

Beesel

€ 287.834

€ 290.445

€ 293.056

€ -

Berg en Dal

€ 629.271

€ 634.979

€ 640.688

€ -

Bergeijk

€ 379.814

€ 383.259

€ 386.705

€ -

Bergen (L.)

€ 269.359

€ 271.802

€ 274.245

€ -

Bergen (NH.)

€ 697.606

€ 703.934

€ 710.263

€ -

Bergen op Zoom

€ 1.246.115

€ 1.257.419

€ 1.268.722

€ -

Berkelland

€ 805.703

€ 813.012

€ 820.321

€ -

Bernheze

€ 516.524

€ 521.210

€ 525.895

€ -

Best

€ 538.151

€ 543.033

€ 547.914

€ -

Beuningen

€ 468.046

€ 472.291

€ 476.537

€ -

Beverwijk

€ 805.806

€ 813.116

€ 820.426

€ -

Bladel

€ 410.059

€ 413.779

€ 417.498

€ -

Blaricum

€ 250.626

€ 252.899

€ 255.173

€ -

Bloemendaal

€ 428.244

€ 432.129

€ 436.014

€ -

Bodegraven-Reeuwijk

€ 628.863

€ 634.567

€ 640.272

€ -

Boekel

€ 218.022

€ 219.999

€ 221.977

€ -

Borger-Odoorn

€ 510.471

€ 515.102

€ 519.733

€ -

Borne

€ 424.370

€ 428.219

€ 432.069

€ -

Borsele

€ 442.920

€ 446.938

€ 450.956

€ -

Boxtel

€ 584.546

€ 589.849

€ 595.152

€ -

Breda

€ 3.258.593

€ 3.288.153

€ 3.317.713

€ 386.762

Bronckhorst

€ 683.116

€ 689.313

€ 695.509

€ -

Brummen

€ 418.832

€ 422.632

€ 426.431

€ -

Brunssum

€ 575.800

€ 581.023

€ 586.246

€ -

Bunnik

€ 300.381

€ 303.106

€ 305.831

€ -

Bunschoten

€ 385.942

€ 389.443

€ 392.944

€ -

Buren

€ 471.968

€ 476.250

€ 480.531

€ -

Capelle aan den IJssel

€ 1.190.038

€ 1.200.833

€ 1.211.628

€ -

Castricum

€ 665.195

€ 671.230

€ 677.264

€ -

Coevorden

€ 699.076

€ 705.418

€ 711.759

€ -

Cranendonck

€ 398.671

€ 402.288

€ 405.904

€ -

Culemborg

€ 528.094

€ 532.884

€ 537.674

€ -

Dalfsen

€ 517.393

€ 522.086

€ 526.780

€ -

Dantumadiel

€ 353.212

€ 356.416

€ 359.620

€ -

De Bilt

€ 797.303

€ 804.536

€ 811.769

€ -

De Fryske Marren

€ 1.010.851

€ 1.020.021

€ 1.029.191

€ -

De Ronde Venen

€ 794.446

€ 801.653

€ 808.859

€ -

De Wolden

€ 475.010

€ 479.319

€ 483.628

€ -

Delft

€ 1.910.778

€ 1.928.112

€ 1.945.445

€ 386.762

Den Helder

€ 1.151.864

€ 1.162.313

€ 1.172.762

€ -

Deurne

€ 576.631

€ 581.861

€ 587.092

€ -

Deventer

€ 1.732.890

€ 1.748.610

€ 1.764.329

€ 386.762

Diemen

€ 639.160

€ 644.958

€ 650.756

€ -

Dijk en Waard

€ 1.373.904

€ 1.386.367

€ 1.398.830

€ -

Dinkelland

€ 474.699

€ 479.005

€ 483.311

€ -

Doesburg

€ 245.862

€ 248.092

€ 250.322

€ -

Doetinchem

€ 1.024.022

€ 1.033.311

€ 1.042.601

€ -

Dongen

€ 480.097

€ 484.452

€ 488.807

€ -

Dordrecht

€ 2.124.192

€ 2.143.461

€ 2.162.730

€ 386.762

Drechterland

€ 367.581

€ 370.916

€ 374.250

€ -

Drimmelen

€ 502.537

€ 507.096

€ 511.654

€ -

Dronten

€ 778.718

€ 785.782

€ 792.846

€ -

Druten

€ 350.755

€ 353.937

€ 357.119

€ -

Duiven

€ 445.175

€ 449.214

€ 453.252

€ -

Echt-Susteren

€ 620.097

€ 625.722

€ 631.347

€ -

Edam-Volendam

€ 643.842

€ 649.683

€ 655.523

€ -

Ede

€ 1.946.113

€ 1.963.767

€ 1.981.421

€ 386.762

Eemnes

€ 213.137

€ 215.070

€ 217.004

€ -

Eemsdelta

€ 922.701

€ 931.071

€ 939.442

€ -

Eersel

€ 381.551

€ 385.012

€ 388.473

€ -

Eijsden-Margraten

€ 473.930

€ 478.229

€ 482.528

€ -

Eindhoven

€ 4.255.740

€ 4.294.345

€ 4.332.950

€ 386.762

Elburg

€ 423.539

€ 427.381

€ 431.223

€ -

Emmen

€ 1.907.636

€ 1.924.940

€ 1.942.245

€ -

Enkhuizen

€ 390.080

€ 393.618

€ 397.157

€ -

Enschede

€ 2.854.299

€ 2.880.191

€ 2.906.083

€ 386.762

Epe

€ 624.376

€ 630.040

€ 635.704

€ -

Ermelo

€ 549.217

€ 554.199

€ 559.181

€ -

Etten-Leur

€ 770.752

€ 777.744

€ 784.736

€ -

Geertruidenberg

€ 415.764

€ 419.536

€ 423.307

€ -

Geldrop-Mierlo

€ 716.345

€ 722.843

€ 729.341

€ -

Gemert-Bakel

€ 541.230

€ 546.139

€ 551.049

€ -

Gennep

€ 346.956

€ 350.103

€ 353.251

€ -

Gilze en Rijen

€ 493.993

€ 498.474

€ 502.955

€ -

Goeree-Overflakkee

€ 1.036.022

€ 1.045.420

€ 1.054.818

€ -

Goes

€ 768.936

€ 775.911

€ 782.887

€ -

Goirle

€ 435.306

€ 439.255

€ 443.203

€ -

Gooise Meren

€ 1.085.543

€ 1.095.390

€ 1.105.238

€ -

Gorinchem

€ 689.018

€ 695.268

€ 701.518

€ -

Gouda

€ 1.270.311

€ 1.281.834

€ 1.293.357

€ 386.762

Groningen (gemeente)

€ 4.424.361

€ 4.464.495

€ 4.504.630

€ 386.762

Gulpen-Wittem

€ 308.953

€ 311.756

€ 314.559

€ -

Haaksbergen

€ 458.763

€ 462.925

€ 467.086

€ -

Haarlem

€ 2.890.192

€ 2.916.410

€ 2.942.628

€ 386.762

Haarlemmermeer

€ 2.563.025

€ 2.586.275

€ 2.609.525

€ -

Halderberge

€ 567.833

€ 572.984

€ 578.135

€ -

Hardenberg

€ 1.036.831

€ 1.046.237

€ 1.055.642

€ -

Harderwijk

€ 828.947

€ 836.466

€ 843.986

€ -

Hardinxveld-Giessendam

€ 331.078

€ 334.082

€ 337.085

€ -

Harlingen

€ 357.032

€ 360.271

€ 363.509

€ -

Hattem

€ 251.440

€ 253.721

€ 256.002

€ -

Heemskerk

€ 726.106

€ 732.693

€ 739.279

€ -

Heemstede

€ 534.682

€ 539.532

€ 544.382

€ -

Heerde

€ 348.516

€ 351.677

€ 354.839

€ -

Heerenveen

€ 969.330

€ 978.123

€ 986.916

€ -

Heerlen

€ 1.740.409

€ 1.756.197

€ 1.771.985

€ -

Heeze-Leende

€ 323.142

€ 326.074

€ 329.005

€ -

Heiloo

€ 466.231

€ 470.460

€ 474.689

€ -

Hellendoorn

€ 631.096

€ 636.821

€ 642.546

€ -

Helmond

€ 1.558.145

€ 1.572.279

€ 1.586.414

€ -

Hendrik-Ido-Ambacht

€ 511.212

€ 515.849

€ 520.486

€ -

Hengelo (O.)

€ 1.503.402

€ 1.517.040

€ 1.530.678

€ -

Het Hogeland

€ 942.888

€ 951.441

€ 959.994

€ -

Heumen

€ 320.858

€ 323.769

€ 326.679

€ -

Heusden

€ 778.837

€ 785.902

€ 792.967

€ -

Hillegom

€ 424.305

€ 428.154

€ 432.003

€ -

Hilvarenbeek

€ 328.793

€ 331.776

€ 334.758

€ -

Hilversum

€ 1.635.741

€ 1.650.579

€ 1.665.418

€ -

Hoeksche Waard

€ 1.482.923

€ 1.496.375

€ 1.509.827

€ -

Hof van Twente

€ 656.041

€ 661.993

€ 667.944

€ -

Hollands Kroon

€ 887.398

€ 895.448

€ 903.498

€ -

Hoogeveen

€ 1.002.400

€ 1.011.493

€ 1.020.586

€ -

Hoorn

€ 1.249.966

€ 1.261.305

€ 1.272.644

€ -

Horst aan de Maas

€ 768.327

€ 775.296

€ 782.266

€ -

Houten

€ 798.852

€ 806.099

€ 813.345

€ -

Huizen

€ 735.894

€ 742.569

€ 749.245

€ -

Hulst

€ 570.689

€ 575.866

€ 581.043

€ -

IJsselstein

€ 579.406

€ 584.662

€ 589.918

€ -

Kaag en Braassem

€ 507.902

€ 512.509

€ 517.116

€ -

Kampen

€ 919.202

€ 927.540

€ 935.878

€ -

Kapelle

€ 269.281

€ 271.724

€ 274.167

€ -

Katwijk

€ 1.058.210

€ 1.067.810

€ 1.077.409

€ -

Kerkrade

€ 953.332

€ 961.980

€ 970.628

€ -

Koggenland

€ 414.210

€ 417.968

€ 421.725

€ -

Krimpen aan den IJssel

€ 528.886

€ 533.683

€ 538.481

€ -

Krimpenerwaard

€ 948.629

€ 957.234

€ 965.840

€ -

Laarbeek

€ 415.686

€ 419.457

€ 423.228

€ -

Land van Cuijk

€ 1.511.738

€ 1.525.452

€ 1.539.165

€ -

Landgraaf

€ 704.035

€ 710.421

€ 716.808

€ -

Landsmeer

€ 245.116

€ 247.340

€ 249.563

€ -

Lansingerland

€ 959.123

€ 967.823

€ 976.524

€ -

Laren (NH.)

€ 259.043

€ 261.393

€ 263.743

€ -

Leeuwarden

€ 2.393.357

€ 2.415.068

€ 2.436.779

€ -

Leiden

€ 2.279.990

€ 2.300.672

€ 2.321.355

€ 386.762

Leiderdorp

€ 529.542

€ 534.346

€ 539.150

€ -

Leidschendam-Voorburg

€ 1.382.578

€ 1.395.120

€ 1.407.661

€ -

Lelystad

€ 1.315.598

€ 1.327.532

€ 1.339.466

€ -

Leudal

€ 659.748

€ 665.732

€ 671.717

€ -

Leusden

€ 540.767

€ 545.672

€ 550.578

€ -

Lingewaard

€ 776.682

€ 783.728

€ 790.773

€ -

Lisse

€ 456.490

€ 460.631

€ 464.772

€ -

Lochem

€ 667.333

€ 673.387

€ 679.441

€ -

Loon op Zand

€ 447.436

€ 451.495

€ 455.554

€ -

Lopik

€ 277.221

€ 279.736

€ 282.251

€ -

Losser

€ 421.852

€ 425.679

€ 429.506

€ -

Maasdriel

€ 433.925

€ 437.861

€ 441.798

€ -

Maasgouw

€ 458.609

€ 462.769

€ 466.929

€ -

Maashorst

€ 1.021.406

€ 1.030.672

€ 1.039.937

€ -

Maassluis

€ 626.177

€ 631.857

€ 637.538

€ -

Maastricht

€ 2.357.156

€ 2.378.539

€ 2.399.921

€ 386.762

Medemblik

€ 787.624

€ 794.769

€ 801.914

€ -

Meerssen

€ 356.928

€ 360.166

€ 363.403

€ -

Meierijstad

€ 1.358.459

€ 1.370.781

€ 1.383.104

€ -

Meppel

€ 649.607

€ 655.500

€ 661.393

€ -

Middelburg (Z.)

€ 967.101

€ 975.874

€ 984.647

€ -

Midden-Delfland

€ 360.853

€ 364.127

€ 367.400

€ -

Midden-Drenthe

€ 664.280

€ 670.306

€ 676.332

€ -

Midden-Groningen

€ 1.121.162

€ 1.131.332

€ 1.141.503

€ -

Moerdijk

€ 704.570

€ 710.961

€ 717.353

€ -

Molenlanden

€ 716.607

€ 723.107

€ 729.608

€ -

Montferland

€ 639.096

€ 644.893

€ 650.691

€ -

Montfoort

€ 273.446

€ 275.927

€ 278.407

€ -

Mook en Middelaar

€ 185.711

€ 187.395

€ 189.080

€ -

Neder-Betuwe

€ 392.965

€ 396.529

€ 400.094

€ -

Nederweert

€ 339.952

€ 343.036

€ 346.120

€ -

Nieuwegein

€ 1.119.172

€ 1.129.325

€ 1.139.477

€ -

Nieuwkoop

€ 505.577

€ 510.163

€ 514.750

€ -

Nijkerk

€ 712.006

€ 718.465

€ 724.924

€ -

Nijmegen

€ 3.103.498

€ 3.131.651

€ 3.159.803

€ 386.762

Nissewaard

€ 1.471.177

€ 1.484.523

€ 1.497.868

€ -

Noardeast-Fryslân

€ 873.639

€ 881.564

€ 889.489

€ -

Noord-Beveland

€ 273.345

€ 275.825

€ 278.304

€ -

Noordenveld

€ 629.957

€ 635.672

€ 641.386

€ -

Noordoostpolder

€ 884.374

€ 892.397

€ 900.419

€ -

Noordwijk

€ 868.790

€ 876.671

€ 884.552

€ -

Nuenen, Gerwen en Nederwetten

€ 435.319

€ 439.268

€ 443.216

€ -

Nunspeet

€ 515.489

€ 520.165

€ 524.841

€ -

Oegstgeest

€ 455.243

€ 459.373

€ 463.502

€ -

Oirschot

€ 366.841

€ 370.169

€ 373.497

€ -

Oisterwijk

€ 585.928

€ 591.243

€ 596.558

€ -

Oldambt

€ 767.109

€ 774.067

€ 781.026

€ -

Oldebroek

€ 419.602

€ 423.408

€ 427.215

€ -

Oldenzaal

€ 596.628

€ 602.040

€ 607.452

€ -

Olst-Wijhe

€ 350.755

€ 353.937

€ 357.119

€ -

Ommen

€ 394.049

€ 397.624

€ 401.198

€ -

Oost Gelre

€ 547.159

€ 552.122

€ 557.086

€ -

Oosterhout

€ 1.020.238

€ 1.029.493

€ 1.038.748

€ -

Ooststellingwerf

€ 522.949

€ 527.693

€ 532.437

€ -

Oostzaan

€ 213.838

€ 215.778

€ 217.718

€ -

Opmeer

€ 245.010

€ 247.233

€ 249.456

€ -

Opsterland

€ 554.546

€ 559.576

€ 564.607

€ -

Oss

€ 1.549.029

€ 1.563.081

€ 1.577.132

€ -

Oude IJsselstreek

€ 684.741

€ 690.953

€ 697.164

€ -

Ouder-Amstel

€ 330.381

€ 333.378

€ 336.375

€ -

Oudewater

€ 221.954

€ 223.967

€ 225.981

€ -

Overbetuwe

€ 798.336

€ 805.578

€ 812.820

€ -

Papendrecht

€ 590.735

€ 596.094

€ 601.452

€ -

Peel en Maas

€ 748.883

€ 755.676

€ 762.470

€ -

Pekela

€ 265.028

€ 267.432

€ 269.836

€ -

Pijnacker-Nootdorp

€ 843.844

€ 851.499

€ 859.153

€ -

Purmerend

€ 1.548.626

€ 1.562.674

€ 1.576.722

€ -

Putten

€ 467.313

€ 471.552

€ 475.791

€ -

Raalte

€ 664.060

€ 670.084

€ 676.108

€ -

Reimerswaal

€ 427.954

€ 431.836

€ 435.718

€ -

Renkum

€ 593.706

€ 599.092

€ 604.478

€ -

Renswoude

€ 136.754

€ 137.995

€ 139.236

€ -

Reusel-De Mierden

€ 270.413

€ 272.866

€ 275.319

€ -

Rheden

€ 847.662

€ 855.352

€ 863.041

€ -

Rhenen

€ 363.637

€ 366.935

€ 370.234

€ -

Ridderkerk

€ 865.807

€ 873.661

€ 881.515

€ -

Rijssen-Holten

€ 637.240

€ 643.021

€ 648.801

€ -

Rijswijk (ZH.)

€ 1.078.210

€ 1.087.991

€ 1.097.772

€ -

Roerdalen

€ 408.355

€ 412.060

€ 415.764

€ -

Roermond

€ 1.063.168

€ 1.072.812

€ 1.082.457

€ -

Roosendaal

€ 1.418.627

€ 1.431.495

€ 1.444.364

€ -

Rotterdam

€ 11.321.622

€ 11.424.324

€ 11.527.025

€ 386.762

Rozendaal

€ 88.446

€ 89.248

€ 90.050

€ -

Rucphen

€ 417.598

€ 421.386

€ 425.174

€ -

Schagen

€ 937.407

€ 945.910

€ 954.413

€ -

Scherpenzeel

€ 214.010

€ 215.951

€ 217.893

€ -

Schiedam

€ 1.404.849

€ 1.417.592

€ 1.430.336

€ -

Schiermonnikoog

€ 100.602

€ 101.515

€ 102.427

€ -

Schouwen-Duiveland

€ 835.241

€ 842.817

€ 850.394

€ -

's-Gravenhage (gemeente)

€ 9.464.352

€ 9.550.205

€ 9.636.059

€ 386.762

's-Hertogenbosch

€ 2.739.630

€ 2.764.482

€ 2.789.334

€ 386.762

Simpelveld

€ 248.335

€ 250.587

€ 252.840

€ -

Sint-Michielsgestel

€ 493.071

€ 497.544

€ 502.016

€ -

Sittard-Geleen

€ 1.742.043

€ 1.757.845

€ 1.773.648

€ -

Sliedrecht

€ 465.665

€ 469.889

€ 474.113

€ -

Sluis

€ 745.006

€ 751.764

€ 758.522

€ -

Smallingerland

€ 1.028.007

€ 1.037.332

€ 1.046.657

€ -

Soest

€ 850.033

€ 857.744

€ 865.455

€ -

Someren

€ 367.683

€ 371.018

€ 374.353

€ -

Son en Breugel

€ 329.242

€ 332.228

€ 335.215

€ -

Stadskanaal

€ 626.140

€ 631.820

€ 637.500

€ -

Staphorst

€ 303.121

€ 305.871

€ 308.621

€ -

Stede Broec

€ 386.246

€ 389.750

€ 393.253

€ -

Steenbergen

€ 475.710

€ 480.025

€ 484.341

€ -

Steenwijkerland

€ 850.761

€ 858.479

€ 866.196

€ -

Stein (L.)

€ 474.228

€ 478.529

€ 482.831

€ -

Stichtse Vecht

€ 1.100.028

€ 1.110.006

€ 1.119.985

€ -

Súdwest-Fryslân

€ 1.699.147

€ 1.714.561

€ 1.729.974

€ -

Terneuzen

€ 1.093.060

€ 1.102.975

€ 1.112.891

€ -

Terschelling

€ 193.681

€ 195.438

€ 197.195

€ -

Texel

€ 456.558

€ 460.700

€ 464.842

€ -

Teylingen

€ 655.453

€ 661.399

€ 667.345

€ -

Tholen

€ 509.685

€ 514.308

€ 518.932

€ -

Tiel

€ 742.492

€ 749.227

€ 755.963

€ -

Tilburg

€ 3.858.226

€ 3.893.225

€ 3.928.224

€ 386.762

Tubbergen

€ 382.188

€ 385.655

€ 389.122

€ -

Twenterand

€ 562.503

€ 567.605

€ 572.708

€ -

Tynaarlo

€ 628.859

€ 634.563

€ 640.268

€ -

Tytsjerksteradiel

€ 590.414

€ 595.770

€ 601.126

€ -

Uitgeest

€ 273.182

€ 275.660

€ 278.138

€ -

Uithoorn

€ 553.946

€ 558.971

€ 563.996

€ -

Urk

€ 320.070

€ 322.974

€ 325.877

€ -

Utrecht (gemeente)

€ 5.805.426

€ 5.858.089

€ 5.910.752

€ 386.762

Utrechtse Heuvelrug

€ 902.180

€ 910.364

€ 918.548

€ -

Vaals

€ 278.574

€ 281.101

€ 283.628

€ -

Valkenburg aan de Geul

€ 376.027

€ 379.438

€ 382.849

€ -

Valkenswaard

€ 608.933

€ 614.457

€ 619.981

€ -

Veendam

€ 543.051

€ 547.977

€ 552.903

€ -

Veenendaal

€ 1.101.869

€ 1.111.865

€ 1.121.860

€ -

Veere

€ 585.152

€ 590.460

€ 595.768

€ -

Veldhoven

€ 796.077

€ 803.298

€ 810.520

€ -

Velsen

€ 1.268.583

€ 1.280.090

€ 1.291.598

€ -

Venlo

€ 1.842.339

€ 1.859.051

€ 1.875.764

€ 386.762

Venray

€ 774.379

€ 781.404

€ 788.428

€ -

Vijfheerenlanden

€ 955.912

€ 964.584

€ 973.255

€ -

Vlaardingen

€ 1.345.759

€ 1.357.966

€ 1.370.174

€ -

Vlieland

€ 95.728

€ 96.596

€ 97.465

€ -

Vlissingen

€ 913.320

€ 921.605

€ 929.890

€ -

Voerendaal

€ 261.518

€ 263.890

€ 266.262

€ -

Voorne aan Zee

€ 1.267.768

€ 1.279.268

€ 1.290.768

€ -

Voorschoten

€ 490.677

€ 495.128

€ 499.579

€ -

Voorst

€ 459.170

€ 463.336

€ 467.501

€ -

Vught

€ 568.055

€ 573.208

€ 578.361

€ -

Waadhoeke

€ 856.276

€ 864.043

€ 871.811

€ -

Waalre

€ 336.032

€ 339.080

€ 342.128

€ -

Waalwijk

€ 873.711

€ 881.636

€ 889.562

€ -

Waddinxveen

€ 539.907

€ 544.804

€ 549.702

€ -

Wageningen

€ 735.774

€ 742.448

€ 749.123

€ -

Wassenaar

€ 514.826

€ 519.496

€ 524.166

€ -

Waterland

€ 336.340

€ 339.391

€ 342.442

€ -

Weert

€ 916.173

€ 924.484

€ 932.795

€ -

West Betuwe

€ 845.490

€ 853.159

€ 860.829

€ -

West Maas en Waal

€ 373.167

€ 376.552

€ 379.937

€ -

Westerkwartier

€ 1.077.404

€ 1.087.177

€ 1.096.951

€ -

Westerveld

€ 431.808

€ 435.725

€ 439.642

€ -

Westervoort

€ 292.915

€ 295.572

€ 298.229

€ -

Westerwolde

€ 521.473

€ 526.204

€ 530.934

€ -

Westland

€ 1.797.677

€ 1.813.984

€ 1.830.291

€ -

Weststellingwerf

€ 522.312

€ 527.050

€ 531.788

€ -

Wierden

€ 441.436

€ 445.441

€ 449.445

€ -

Wijchen

€ 723.794

€ 730.360

€ 736.925

€ -

Wijdemeren

€ 493.659

€ 498.137

€ 502.615

€ -

Wijk bij Duurstede

€ 430.901

€ 434.810

€ 438.719

€ -

Winterswijk

€ 567.240

€ 572.386

€ 577.531

€ -

Woensdrecht

€ 459.066

€ 463.230

€ 467.394

€ -

Woerden

€ 888.880

€ 896.943

€ 905.006

€ -

Wormerland

€ 327.217

€ 330.186

€ 333.154

€ -

Woudenberg

€ 258.141

€ 260.482

€ 262.824

€ -

Zaanstad

€ 2.588.260

€ 2.611.739

€ 2.635.218

€ 386.762

Zaltbommel

€ 504.720

€ 509.298

€ 513.877

€ -

Zandvoort

€ 437.678

€ 441.648

€ 445.619

€ -

Zeewolde

€ 466.876

€ 471.111

€ 475.346

€ -

Zeist

€ 1.125.269

€ 1.135.477

€ 1.145.684

€ -

Zevenaar

€ 791.788

€ 798.970

€ 806.153

€ -

Zoetermeer

€ 2.045.329

€ 2.063.883

€ 2.082.437

€ -

Zoeterwoude

€ 204.479

€ 206.333

€ 208.188

€ -

Zuidplas

€ 771.415

€ 778.412

€ 785.410

€ -

Zundert

€ 420.241

€ 424.053

€ 427.865

€ -

Zutphen

€ 887.177

€ 895.225

€ 903.273

€ -

Zwartewaterland

€ 403.752

€ 407.415

€ 411.077

€ -

Zwijndrecht

€ 822.819

€ 830.283

€ 837.747

€ -

Zwolle

€ 2.224.998

€ 2.245.181

€ 2.265.365

€ 386.762

Naar boven