Regeling specifieke uitkering inhalen COVID-19-gerelateerde onderwijsvertragingen

[Regeling vervalt per 01-07-2028.]
Geraadpleegd op 28-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2023 en zichtdatum 14-05-2024.
Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Regeling van de Minister voor Basis- en Voorgezet Onderwijs en Media van 30 september, nr. KO/28085678, houdende regels voor het verstrekken van specifieke uitkeringen voor het stimuleren van gemeentelijke maatregelen om COVID-19 gerelateerde onderwijsvertragingen in te lopen

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Plafond voor verstrekken van specifieke uitkeringen

Het plafond voor het verstrekken van de specifieke uitkeringen bedraagt in totaal € 307.864.000

Artikel 3. Verstrekken van de specifieke uitkering

  • 1 De Minister verstrekt aan alle in Europees Nederland gelegen gemeenten een eenmalige specifieke uitkering om in de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 juli 2025 in samenwerking met scholen en lokale partijen maatregelen te treffen om de onderwijsvertragingen bij kinderen als gevolg van COVID-19 in te lopen op cognitief, executief, sociaal en emotioneel vlak in aanvulling op de interventies die scholen nemen.

  • 2 Een specifieke uitkering wordt verstrekt voor kosten, bestaande uit:

    • a. kosten voor het nemen van bovenschoolse maatregelen of maatregelen op schoolniveau, gericht op het inhalen van onderwijsvertragingen bij kinderen opgelopen door COVID-19, waarvan gemeenten na overleg met de bevoegde gezagsorganen van in de gemeente gelegen scholen oordelen dat organisatie door de gemeente hier een toegevoegde waarde heeft;

    • b. kosten voor maatregelen om de vertraging die als gevolg van COVID-19 is ontstaan in de voorschoolse periode in te lopen voor degenen die in aanmerking komen voor voorschoolse educatie;

    • c. kosten voor maatregelen gericht op zorg en welzijn in de school of in verlengde leertijd en extra beschikbaarheid van zorg op school om vertragingen op sociaal en emotioneel vlak als gevolg van COVID-19 in te halen, die aanvullend zijn aan de reguliere inzet van de gemeenten, en die op basis van analyse van de COVID-19 vertragingen nodig worden geacht;

    • d. kosten gericht op het bevorderen van lokale (en regionale) samenwerking tussen scholen, bevoegde gezagsorganen, samenwerkingsverbanden passend onderwijs, en andere lokale partijen ten behoeve van de aanpak van COVID-19 vertragingen en een integrale ondersteuning van kinderen op sociaal, emotioneel, executief en cognitief vlak;

    • e. kosten gericht op het betrekken van thuiszitters en leerlingen die thuiszitters dreigen te worden bij de aanpak van het inlopen van vertragingen als gevolg van COVID-19;

  • 3 De specifieke uitkering wordt besteed aan één of meer van de in aanmerking komende kosten bedoeld in het tweede lid. De specifieke uitkering kan ook worden besteed aan een van de volgende kosten:

    • a. kosten voor tijdelijke extra huur van bestaande huisvesting indien deze extra huisvesting nodig is voor de uitvoering van maatregelen die scholen of gemeenten in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs nemen;

    • b. kosten voor ambtelijke capaciteit van de gemeente of inkoop van expertise voor de uitvoering van het Nationaal Programma Onderwijs.

  • 4 Een specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor kosten die reeds uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd of bekostigd.

Artikel 4. Hoogte specifieke uitkering

  • 1 De specifieke uitkering bestaat uit twee delen:

    • a. het eerste deel van de uitkering, waarvan de hoogte wordt bepaald door het aantal leerlingen dat op teldatum 1 oktober 2020 op vestigingen van scholen staat ingeschreven in de gemeente te vermenigvuldigen met € 118,11.

    • b. het tweede deel van de uitkering, dat wordt toegekend indien voor een gemeente de uitkomst van de formule, bedoeld in het artikel 4, eerste lid, van Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid groter is dan nul voor kalenderjaar 2022, op basis van de achterstandsscores in die gemeente zoals door het Centraal bureau voor de statistiek is vastgesteld op basis van de onderwijsscores op de teldatum 1 oktober 2019 en 1 oktober 2020. Gemeenten ontvangen in dat geval een bedrag van € 22,64 vermenigvuldigd met de som van H en I, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid.

  • 2 De hoogte van de uitkering wordt aangepast op basis van de vaststelling van de definitieve leerlingenaantallen. De Minister kan in 2022 en 2023 loon- en prijsbijstelling toekennen.

Artikel 5. Verplichtingen gemeente

De gemeente:

  • a. verleent medewerking aan de Minister bij het verzamelen van informatie ten behoeve van monitoring en evaluatie van deze regeling.

  • b. doet onverwijld een schriftelijke melding aan de Minister indien aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt, bedoeld in artikel 3, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet tijdig of niet geheel aan de verplichtingen in dit artikel zal worden voldaan.

Artikel 6. Betaling

  • 1 De specifieke uitkering wordt ambtshalve verleend.

  • 2 De gemeente ontvangt de beschikking uiterlijk in december 2021.

  • 3 De specifieke uitkering wordt in de periode van augustus 2021 tot en met juli 2023 uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. De eerste betaling vindt plaats in december 2021. In deze maand wordt ook het bedrag voor de maanden augustus, september, oktober en november van het jaar 2021 uitbetaald.

Artikel 7. Verantwoording, vaststelling en terugvordering

  • 2 De Minister stelt de specifieke uitkering vast nadat de gemeente de eindverantwoording, namelijk de jaarverslaggeving over uiterlijk het jaar 2026, zoals bedoeld in het eerste lid, aan de Minister heeft verstrekt.

  • 3 Als uit de eindverantwoording blijkt dat de uitkering niet, niet geheel, of onrechtmatig is besteed kan de Minister tot twaalf maanden na het ontvangen van de eindverantwoording de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel terugvorderen.

Artikel 8. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2021.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 juli 2028.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering inhalen COVID-19-gerelateerde onderwijsvertragingen.

De Minister voor Basis- en Voorgezet Onderwijs en Media,

A. Slob

Naar boven