Regeling vermindering verhuurderheffing 2014

[Regeling vervallen per 01-01-2023.]
Geraadpleegd op 06-06-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-04-2014 en zichtdatum 16-05-2024.
Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 18 december 2013, nr. 2013-0000747797, houdende regels betreffende de aanmelding van voorgenomen en gerealiseerde investeringen als bedoeld in de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (Regeling vermindering verhuurderheffing 2014)

Hoofdstuk 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

In deze regeling wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Aanmelding van een voorgenomen investering

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 De aanmelding van een voorgenomen investering bevat ten minste:

    • a. een overzicht van de voorgenomen investering aan de hand van de activiteiten, bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 1° tot en met 6°, van de wet;

    • b. een aanduiding en een beschrijving van de voorgenomen investering;

    • c. een aanduiding van de postcodes, de adressen, dan wel de kadastrale aanduidingen van de objecten ten aanzien waarvan de voorgenomen investering wordt verricht;

    • d. een reële raming van de investeringskosten per huurwoning van de voorgenomen investering, en

    • e. indien van toepassing: een opgave van de datum waarop het bevoegd gezag de ten behoeve van een voorgenomen investering afgegeven vergunning, bedoeld in artikel 1, onderdelen b, c of d, heeft verstrekt.

  • 2 De belastingplichtige verklaart dat de voorgenomen investering betrekking heeft op een of meerdere huurwoningen.

Hoofdstuk 3. Aanmelding van een gerealiseerde investering

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 De aanmelding van een gerealiseerde investering bevat ten minste:

    • a. een overzicht van de gerealiseerde investering aan de hand van de activiteiten, bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 1° tot en met 6°, van de wet;

    • b. een afschrift van de voorlopige investeringsverklaring;

    • c. een aanduiding en een beschrijving van de gerealiseerde investering;

    • d. een aanduiding van de postcodes, de adressen, dan wel de kadastrale aanduidingen van de objecten ten aanzien waarvan de gerealiseerde investering is verricht;

    • e. de datum waarop de investering is gerealiseerd;

    • f. een opgave van de reeds door de belastingplichtige betaalde investeringskosten per huurwoning, alsmede de daarop betrekking hebbende betaalbewijzen.

  • 2 Bij de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, legt de belastingplichtige tevens over:

    • a. indien sprake is van de bouw van huurwoningen: de daarop betrekking hebbende omgevingsvergunning;

    • b. indien sprake is van grootschalige verbouw van huurwoningen: indien van toepassing: de daarop betrekking hebbende omgevingsvergunning;

    • c. indien sprake is van verbouw van niet voor bewoning bestemde ruimten tot huurwoningen: de daarop betrekking hebbende omgevingsvergunning;

    • d. indien sprake is van sloop van huurwoningen: een sloopmelding als bedoeld in artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012 en voor zover van toepassing de daarop betrekking hebbende onttrekkingsvergunning;

    • e. indien sprake is van een samenvoeging van huurwoningen teneinde een of meer huurwoningen te verkrijgen: de daarop betrekking hebbende omgevingsvergunning en voor zover van toepassing de samenvoegingsvergunning.

Hoofdstuk 4. Diensten van algemeen economisch belang

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 De compensatie bedraagt maximaal € 15 miljoen per belastingplichtige per jaar.

  • 2 Indien het bedrag, genoemd in het eerste lid, varieert gedurende de periode waarin aan de belastingplichtige de activiteiten, bedoeld in artikel 1.14, eerste lid, van de wet zijn opgedragen, wordt dit jaarbedrag berekend als het gemiddelde van de jaarlijkse compensatiebedragen die naar verwachting gedurende die periode zullen worden toegekend.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De belastingplichtige administreert de netto kosten, bedoeld in artikel 5 van het Vrijstellingsbesluit DAEB, verbonden met de gerealiseerde investeringen op een zodanige wijze dat inzicht kan worden verkregen in de hoogte van deze kosten, zulks afgescheiden van de reguliere bedrijfsvoering, in relatie tot de heffingsvermindering.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vermindering verhuurderheffing 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 december 2013

De

Minister

voor Wonen en Rijksdienst,

S.A. Blok

Naar boven