Besluit vaststelling voorschrift inrichting en gebruik van schietinrichtingen 2020

Geraadpleegd op 23-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 28-04-2024 en zichtdatum 28-04-2024.
Geldend van 23-09-2020 t/m heden

Besluit vaststelling voorschrift inrichting en gebruik van schietinrichtingen 2020

De Staatssecretaris van Defensie

Besluit:

Artikel 1

Vastgesteld wordt het in bijlage gevoegde voorschrift:

  • Voorschrift voor de inrichting en het gebruik van schietinrichtingen.

Artikel 2

  • 1 De Staatssecretaris kan schriftelijk vrijstelling of ontheffing verlenen van de regels gesteld in het in bijlage gevoegde voorschrift. De Staatssecretaris kan hieraan voorwaarden verbinden.

  • 2 Aan het Hoofd van de sectie MCGS wordt mandaat verleend voor het verlenen van vrijstellingen en ontheffingen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Bij afwezigheid of verhindering van de functionaris, bedoeld in het tweede lid treedt een door die functionaris schriftelijk aangewezen plaatsvervanger voor de duur van de afwezigheid of verhindering in diens plaats.

Artikel 3

Het Hoofd van de sectie MCGS is belast met het toezicht op de naleving van het gestelde in het voorschrift.

Artikel 4

De in bijlage gevoegde voorschriften worden opgenomen in de MP 40-30 (van de serie ministeriële publicaties van het ministerie van Defensie) en vervangt Besluit vaststelling voorschrift inrichting en gebruik van schietinrichtingen (Staatscourant 2010, nr. 1619).

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

’s-Gravenhage, 6 augustus 2020

De Staatssecretaris van Defensie

B. Visser

Voorschrift voor de inrichting en het gebruik van schietinrichtingen

1. Algemeen

1.1. Inleiding

1.1.1. Doel van de publicatie inrichting en het gebruik van schietinrichtingen

  • 1.1.1.10 De publicatie inrichting en het gebruik van schietfaciliteiten is bedoeld om de risico’s verbonden aan de constructie en het gebruik van schietfaciliteiten zoveel mogelijk te beperken door het stellen van interne regels binnen de kaders van de wetgeving. Hiermee wordt een aanvaardbaar risico voor mens en milieu geborgd. De publicatie voldoet aan vigerende milieuwetgeving (activiteitenbesluit en activiteitenregeling)

  • 1.1.1.20 Deze publicatie dient als bovenliggende publicatie voor de onderstaande documenten. De in de onderliggende documenten benoemde verantwoordelijkheden zijn op elkaar afgestemd en de gebruikte termen zijn overeenkomstig:

    • De Aanwijzing CDS 701, schietbeleid KKW;

    • De Instructie CDS 701, schieten KKW;

    • NLD SOCOM Verbijzonderd schietbeleid;

    • Instructie CDS 40-30, instructie voor inrichting en gebruik van schietinrichtingen;

    • Instructie Munitie 9-842, Mallen onveilig Gebied;

    • Schiettabellen.

  • 1.1.1.30 Onder schietinrichtingen in deze publicatie worden verstaan faciliteiten, waar munitieartikelen, al dan niet voorzien van een explosieve lading, worden verschoten of geworpen, waar gebruik gemaakt wordt van explosieve vernielingsmiddelen en waar wapens worden afgevuurd die vallen onder wet wapens en munitie.

1.1.2. Geldigheid van de publicatie voor de inrichting en het gebruik van schietinrichtingen

  • 1.1.2.10 Deze publicatie is van toepassing op de inrichting en het gebruik van alle schietinrichtingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden (Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten) en de drie bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die in beheer zijn bij het Ministerie van Defensie.

  • 1.1.2.20 Deze publicatie is tevens van toepassing op het gebruik van schietinrichtingen in het buitenland en in missiegebieden, tenzij na beoordeling door de MCGS blijkt, dat lokale wet- en regelgeving stringenter is.

  • 1.1.2.30 Daarnaast is deze publicatie van toepassing op de inrichting en het gebruik van schietinrichtingen, niet in beheer bij het Ministerie van Defensie, die functioneel gebruikt worden door personeel van het Ministerie van Defensie.

  • 1.1.2.40 Deze publicatie is tevens van toepassing voor krijgsmachten van bezoekende mogendheden en voor derden voor zover zij gebruik maken van schietinrichtingen in beheer bij het Ministerie van Defensie.

  • 1.1.2.50 Deze publicatie is niet van toepassing op geïmproviseerde, tijdelijke, schietfaciliteiten als deze worden ingericht voor een direct operationele inzet. Bij het inrichten van een geïmproviseerde schietfaciliteit wordt in overleg met het lokaal bevoegd gezag minimaal de veiligheidsaspecten betreffende schietpunten, doelengebied en onveilige zone in acht genomen.

  • 1.1.2.60 Deze publicatie is niet van toepassing op beproevingsterreinen. Beproevingsschietbanen vallen onder het beheer van Kennis Centrum Wapens & Munitie (KCW&M).

    Bij gebruik van beproevingsschietbanen moet voor iedere activiteit een Taak Risico Analyse (TRA) worden opgemaakt.

    De decentrale werkgever is verantwoordelijk voor het maximaal haalbare veiligheidsniveau voor het personeel.

  • 1.1.2.70 Indien in de omgevingsvergunning zwaardere eisen aan het gebruik van schietinrichtingen worden gesteld dan deze publicatie opdraagt dan moet aan deze zwaardere eisen worden voldaan.

  • 1.1.2.80 De toestemming voor het gebruik en de voorwaarden voor het veilig gebruik van niet bij Defensie in beheer zijnde schietinrichtingen in Nederland en het buitenland moet worden vastgelegd in een gebruikersovereenkomst Standing Operating Procedures (SOP) met het wettelijk bevoegde gezag. Een kopie moet door de gebruiker van de schietinrichting worden opgevraagd en moet ter instemming worden verzonden aan de MCGS.

1.1.3. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden

  • 1.1.3.10 De publicatie voor de inrichting en het gebruik van schietinrichtingen wordt door de Minister van Defensie vastgesteld.

  • 1.1.3.20 De Militaire Commissie Gevaarlijke Stoffen (MCGS) is namens de Minister van Defensie bevoegd tot:

    • Het opstellen en evalueren van deze publicatie. Evaluatie wordt minimaal eens per 5 jaar uitgevoerd;

    • Het opstellen van de Instructie CDS 40-30. Deze wordt door de CDS vastgesteld;

    • Het verlenen van tijdelijke ontheffingen op de bepalingen van deze publicatie;

    • Het beoordelen van alle opgestelde schietbeleid op toepasbaarheid in relatie tot de interne en externe veiligheid.

  • 1.1.3.30 In het door de Directie Veiligheid opgestelde plan van aanpak veiligheid, zijn de 3 Lines of Defence (LoD) vastgesteld. De MCGS geeft binnen de kaders van de second LoD, advies over de inrichting en gebruik van schietinrichtingen en houdt, binnen de kaders van de third LoD, toezicht op de het gebruik van schietinrichtingen.

  • 1.1.3.40 De commandant van het Netherlands Special Operations Command (C-NLD SOCOM) is bevoegd tot het opstellen en het beheren van het verbijzonderd schietbeleid (VSB) en biedt het VSB ter beoordeling aan, aan de MCGS.

  • 1.1.3.50 De MCGS beoordeelt de uitvoerbaarheid van het verbijzonderd schietbeleid aan de richtlijnen voor interne en externe veiligheid van de (specifieke) schietinrichting. Het VSB wordt door de CDS vastgesteld.

  • 1.1.3.60 Namens de Directeur Directie Aansturen Operationele Gereedheid (D-DAOG), is de stuurgroep KKW bevoegd tot het opstellen en het beheren van de Aanwijzing CDS 701 en de Instructie CDS 701. De Aanwijzing 701 en Instructie 701 worden door de CDS vastgesteld. Na de oprichting van het Joint Kenniscentrum KKW neemt het Joint Kenniscentrum KKW de bevoegdheid voor het opstellen over.

  • 1.1.3.70 1.1.3.70 Het DMO Defensie Munitie Bedrijf, is bevoegd tot het opstellen en het beheren van de instructie Munitie 9-842, aangaande het Mal Onveilig Gebied. De instructie Munitie 9-842 wordt door de CDS vastgesteld.

  • 1.1.3.80 De Defensie onderdelen stellen hun eigen schiettabellen op. Namens de CDS stelt de stuurgroep KKW de schiettabellen vast. Na oprichting van het Joint Kenniscentrum KKW stelt het Joint Kenniscentrum KKW de schiettabellen vast.

  • 1.1.3.90 De vergunninghouder van de schietinrichting is verantwoordelijk voor de naleving van deze Ministeriele Publicatie en in het bijzonder de Instructie CDS 40-30.

  • 1.1.3.100 Per schietinrichting is de vergunninghouder verantwoordelijk voor het vaststellen van een baanreglement voor een veilig gebruik, waarbij geen regels worden voorgeschreven die ingaan tegen deze publicatie en de omgevingswet.

    Het baanreglement, van schietinrichtingen in beheer bij Defensie, wordt ter instemming aangeboden aan de MCGS.

  • 1.1.3.110 De vergunninghouder van de schietinrichting is verantwoordelijk voor het aanstellen van een beheerder en een plaatsvervangend beheerder die namens hem zorg dragen voor het dagelijkse beheer van de schietinrichting.

  • 1.1.3.120 Tijdens het gebruik van een schietinrichting is de beheerder of diens plaatsvervanger aanwezig op de inrichting waartoe de schietfaciliteit behoort. De beheerder is verantwoordelijk voor het schriftelijk overdragen van de baan voor aanvang van de oefening, op de schietfaciliteit, aan de baancommandant.

  • 1.1.3.130 De werkgever is verantwoordelijk voor de bescherming tegen de blootstelling aan schietgassen. De blootstelling aan schietgassen dient inzichtelijk gemaakt te worden door:

    • Het uitvoeren van, een door de vergunninghouder van de schietinrichting geïnitieerde meting, van blootstelling aan schietgassen door het CEAG. De vergunninghouder van de schietinrichting stelt de CEAG rapportage ter beschikking aan de door hem aangestelde beheerder

    • Het verwerken van de uitkomst van de meting in een rapportage door het CEAG.

  • 1.1.3.140 De commandant van de schietende eenheid blijft altijd verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn personeel conform de 1st LoD.

1.1.4. Beoordelingen

  • 1.1.4.10 Schietinrichtingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden (Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten) en de drie bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba, worden voor ingebruikname, v.w.b. wapens, munitie en oefeningen beoordeeld door de MCGS. Dit geldt ook voor schietinrichtingen die wijzigingen hebben ondergaan.

  • 1.1.4.20 Onderdeel van de beoordeling van schietfaciliteiten binnen het Koninkrijk der Nederlanden (Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten) en de drie bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba is een, door CEAG uitgevoerd en door de MCGS gecoördineerd, arbeid hygiënisch onderzoek.

  • 1.1.4.30 Op schietinrichtingen wordt door iedere aanwezige tijdens de oefeningen gebruik gemaakt van werkende, op de oefening afgestemde, beschermende middelen.

  • 1.1.4.40 Schietinrichtingen in het buitenland en in missiegebieden, moeten voor gebruik worden beoordeeld door de MCGS. Dit geldt voor alle schietinrichtingen met uitzondering van vrije schietbanen, al dan niet voorzien van een kogelvanger, zonder voorzieningen om de omvang van de onveilige zone te beperken.

  • 1.1.4.50 Schietinrichtingen, niet in beheer van Defensie, die functioneel gebruikt worden door personeel van het Ministerie van Defensie, moeten voor ingebruikname, na oplevering nieuwbouw, renovatie en aanpassingen, door de MCGS worden beoordeeld.

  • 1.1.4.60 De beoordeling van een schietinrichting door de MCGS wordt schriftelijk vastgelegd. De beoordeling zal leiden tot een vrijgave voor gebruik, een vrijgave voor gebruik onder voorwaarden of het verbod op gebruik van een schietfaciliteit. De nota die uit de beoordeling voortkomt, wordt gepubliceerd in een database op intranet.

  • 1.1.4.70 Plannen die betrekking hebben op het ontwerp en het gebruik van schietinrichtingen, moeten ter beoordeling te worden voorgelegd aan de MCGS. Onder plannen wordt verstaan: nieuwbouw, verbouw, renovatie en het toestaan van gewijzigd gebruik van wapen-munitiecombinaties.

1.1.5. Voorstellen tot wijziging

  • 1.1.5.10 Voorstellen tot wijziging van deze publicatie voor de inrichting en het gebruik van schietinrichtingen worden via e-mail (%MCGS@mindef.nl) ingediend bij de MCGS onder vermelding van naam, functie en eenheid.

1.2. Algemene bepalingen

1.2.1. Vergunningen

  • 1.2.1.10 Een vergunning voor het gebruik van een schietinrichting in Nederland, wordt afgegeven door het wettelijk bevoegd gezag.

1.2.2. Ontheffingen

  • 1.2.2.10 Van de bepalingen in deze publicatie mag alleen worden afgeweken wanneer daartoe ontheffing is verleend namens de Minister van Defensie.

    Een ontheffing is beperkt in de geldigheidsduur. Binnen deze periode moeten er maatregelen zijn getroffen om te kunnen voldoen aan het artikel waarvoor de ontheffing geldt.

    Bij een ontheffing gaat het om een beschikking waarbij in een individueel geval een uitzondering op een bepaling uit deze publicatie wordt gemaakt.

  • 1.2.2.20 Verzoek tot ontheffing wordt door de vergunninghouder ingediend bij de MCGS. Bij een verzoek voor ontheffing moet ten minste de volgende informatie worden aangeleverd:

    • 1. De reden(en) waarom ontheffing wordt aangevraagd;

    • 2. De bepaling(en) waarvoor ontheffing wordt aangevraagd;

    • 3. De gewenste duur van de ontheffing;

    • 4. De locatie(s) waarvoor ontheffing wordt aangevraagd;

    • 5. De te nemen verbetermaatregelen en mitigerende maatregelen.

  • 1.2.2.30 Een verzoek voor ontheffing moet worden ingediend door middel van een geadministreerde en getekende nota.

  • 1.2.2.40 De MCGS is, namens de Minister van Defensie, bevoegd tot het al dan niet verlenen van een ontheffing. De MCGS zal het besluit tot het verlenen, of niet verlenen van een ontheffing, gemotiveerd bekend stellen.

1.3.1. Ongevallen en incidenten

  • 1.3.1.10 De baancommandant meldt ieder ongeval of incident op een schietinrichting aan de beheerder. Verdere procedure conform Aanwijzing SG 005, melden voorvallen.

  • 1.3.1.20 Van alle ongevallen en incidenten met munitie moet, naast de melding voorval, een TB-MUN-005, Incidenten met wapens en munitie, worden opgemaakt door de baancommandant.

  • 1.3.1.30 De beheerder meldt elk incident met betrekking tot de veiligheid van de inrichting direct aan de MCGS.

    Bij medegebruik van niet bij Defensie in beheer zijnde schietbanen doet de baancommandant deze melding.

  • 1.3.1.40 De MCGS is vertegenwoordigd in het onderzoek dat wordt ingesteld na ongevallen en incidenten op schietinrichtingen met munitie.

1.4. Speciale Eenheden

  • 1.4.10 Het gebruik van doorschietbare wanden is alleen toegestaan voor operationele gereed stelling en operationele inzet en indien de operators voldoen aan hetgeen beschreven in de vierde stap in de schiet- & trainingstabel, van het Verbijzonderd Schiet Beleid.

1.5. Internationale samenwerking op het gebied van schieten tijdens opleiding en training.

  • 1.5.10 Voor alle Nederlandse en buitenlandse schietinrichtingen, waar Defensie personeel functioneel gebruik van maakt, zijn reglementen en richtlijnen opgesteld voor het veilig gebruik van de Inrichting.

  • 1.5.20 De reglementen van de bij Defensie in beheer zijnde schietinrichtingen moeten door de vergunninghouder van de schietinrichting ter instemming worden voorgelegd aan de MCGS.

  • 1.5.30 Van de niet bij Defensie in beheer zijnde schietinrichtingen worden deze regelementen door de gebruiker van de schietinrichting aangeboden aan de MCGS en inhoudelijk door de MCGS beoordeeld.

  • 1.5.40 In de reglementen en richtlijnen is minimaal omschreven hoe de locatie gebruikt kan worden, zodanig dat de externe veiligheid van de gebruikers en derden is gewaarborgd, welke procedures gevolgd moeten worden bij een ongeval en welke medische dekking noodzakelijk is bij het gebruik van de locatie.

Bijlage 1

Definities, afkortingen en begrippen

  • Baancommandant: functionaris die tijdens schietoefeningen verantwoordelijk is op de naleving van de regelgeving en op de toezicht op de veiligheid zoals omschreven in deze publicatie en in de Instructie CDS 701.

  • Baanreglement: een aanvullende regeling, die locatie specifiek wordt opgesteld, voor het veilig gebruik van een schietinrichting.

  • Basisschutter: een schutter, welke over de basisvaardigheden beschikt, zoals in de Instructie CDS 701.

  • Beheerder: een namens de vergunninghouder aangestelde functionaris die de schietinrichting namens de vergunninghouder dagelijks beheert en de baan overdraagt aan de gebruiker.

  • Derden: personen die gebruik maken van de schietinrichting, niet behorend tot personeel in dienst van het Ministerie van Defensie evenals defensiepersoneel buiten de normale taakuitoefening.

  • Geïmproviseerde schietbaan: is een faciliteit die niet als schietbaan bedoeld is, maar die in het kader van operationele gereed stelling of operationele inzet tijdelijk als zodanig wordt ingericht met toestemming van de lokale autoriteit.

  • Geoefend schutter: een schutter, die over de vaardigheden geoefend schutter beschikt, zoals omschreven in de Instructie CDS 701.

  • Kleinkalibermunitie: alle munitie bestemd voor hand- en vuistvuurwapens, mitrailleurs, oefentoestellen en schiethamers waarvan het kaliber kleiner is dan 20 mm.

  • Kogelvanger: een opvanginrichting voor projectielen, opgesteld achter het doel.

  • Koker: een constructie die bestaat uit twee zijwanden, een plafond en een baanzool die door lopen tot de kogelvanger.

  • Lamellen: een gedeelte van een kogelvanger bestaande uit horizontale of verticale stroken van staal of rubber.

    Stalen lamellen worden in het algemeen toegepast bij binnenschietbanen en worden onder een hoek van 45° ten opzichte van de baanzool aangebracht.

    Rubber lamellen worden in twee of meer rijen met een hoek van 90° ten opzichte van elkaar, verticaal hangend aangebracht. De rijen hebben ieder een hoek van ca. 45° ten opzichte van de baanas.

  • Losse patroon: een patroon zonder projectiel.

  • Mal onveilig gebied (MOG): het vastgestelde onveilige gebied voor een wapen-munitiecombinatie bij gebruik onder standaardcondities op een vrije baan.

    Voor niet standaard condities kan een aangepaste (grotere of kleinere) MOG van toepassing zijn.

  • Munitie, Operationeel: operationele munitie is munitie die een explosieve stof bevat en bestemd is voor gebruik onder operationele omstandigheden.

  • Munitie, Oefen: oefenmunitie is munitie die bestemd is voor doeleinden waar de veiligheid het gebruik van operationele munitie niet toelaat of waar om economische redenen tot invoering van oefenmunitie is besloten. Oefenmunitie kan explosieve stof en markeermiddelen bevatten.

  • Munitie, Exercitie: exercitiemunitie is munitie zonder explosieve stof, bestemd voor het oefenen van handelingen die ook met overeenkomstige operationele munitie worden verricht, zonder dat hierbij daadwerkelijk wordt afgevuurd.

  • Munitie, Instructie: instructiemunitie is onschadelijke munitie die wordt gebruikt voor onderricht in het uiterlijk, de merkwijze, de inrichting en de werking van overeenkomende operationele of oefenmunitie.

  • Onveilige strook: het gebied waarin bij het werpen of schieten projectielen of delen daarvan terecht kunnen komen.

    De afmetingen van de onveilige strook zijn sterk afhankelijk van het type baan, het soort doel (hard of zacht), het wapen en de munitiesoort.

  • Schietbaan, beproevings: variabel ingerichte schietbanen waarop het beproeven en testen van wapens en munitieartikelen plaatsvindt.

  • Schietbaan: Een faciliteit waar met wapens op doelen geschoten kan worden.

  • Schietbeleid: Stellen van doelen en middelen aangaande veiligheid en gebruik van wapens en munitie.

  • Schiethuis, gesloten: een gesloten schiethuis is een faciliteit in de vorm van een gebouw, zonder open zijden en met een geheel gesloten afdekking. Door de constructie wordt voorkomen dat een direct schot of een ricochet het schiethuis kan verlaten, waardoor de onveilige zone beperkt blijft tot het schiethuis.

  • Schiethuis, open: een open schiethuis is een faciliteit in de vorm van een gebouw, zonder open zijden en zonder een geheel gesloten afdekking. Door de constructie en aanvullende maatregelen wordt voorkomen dat een direct schot of een ricochet het schiethuis kan verlaten, waardoor de onveilige zone beperkt blijft tot het schiethuis.

  • Schietfaciliteit: een inrichting faciliteiten, waar munitieartikelen, al dan niet voorzien van een explosieve lading, worden verschoten of geworpen, waar gebruik gemaakt wordt van explosieve vernielingsmiddelen of waar met wapens worden afgevuurd die onder de wet wapens en munitie vallen.

  • Schietinrichting: een schietinrichting bestaat uit één of meerdere schietfaciliteiten.

  • Schietoefening: een omschreven oefening in de schietopleiding en schiettraining.

    Onder schietoefening wordt ook het werpen van handgranaten verstaan.

  • Schietpunt: een plaats op de baan van waar geschoten mag worden.

  • Schiettabellen: een gestructureerde weergave van een of meerdere schietoefeningen, met vermelding van uitvoeringdetails zoals ondermeer soort oefening, schiethouding, aantal patronen, afstand, tijdsduur en score/eis.

  • Schietterrein: een inrichting met één of meer schietbanen.

  • Speciale eenheid: een door de CDS aangewezen eenheid met een specifieke taakstelling waarvoor aanvullend of verbijzonderd schietbeleid is vastgesteld.

    Als er geen aanvullend of verbijzonderd schietbeleid is vastgesteld blijft ook de speciale eenheid onder het reguliere schietbeleid vallen.

  • TRA: Taak Risico Analyse, conform SG 007, VGM-DEF, hoofdstuk 8.3.

  • Verbijzonderd schietbeleid: doelen en middelen aangaande veiligheid en gebruik van wapens en munitie, ten behoeve van Speciale eenheden.

  • Vergunninghouder: degene die verantwoordelijk is voor het hebben van de van toepassing zijnde wettelijke toestemmingen en de naleving van de aan schietfaciliteit verbonden voorschriften. In activiteitenbesluit wordt vergunninghouder aangeduid als normadressaat.

  • Vuurwapen: wapen waarmee projectielen met behulp van explosieve verbranding kunnen worden afgeschoten.

    Onderscheiden worden draagbare en niet draagbare vuurwapens.

    Draagbare vuurwapens zijn o.a. vuistvuurwapens (pistolen, revolvers en pistoolmitrailleurs) en handvuurwapens (geweren e.d.). Niet draagbare vuurwapens zijn b.v. houwitsers en kanonnen.

  • Wapensysteem: een vaste combinatie van munitie, afvuurmechanisme, lanceerinrichting en richtmiddelen.

  • Weigeraar: een munitieartikel waarvan de voortdrijvende lading niet tot ontbranding is gekomen, of waarvan de verbranding is onderbroken.

  • Werkgever en decentrale werkgever: conform de SG aanwijzing 007, VGM-DEF.

Naar boven