19. Om vooraf duidelijkheid aan TPG te geven over de wijze waarop het toerekeningssysteem
zou worden beoordeeld, zijn door het college richtsnoeren over de beoordelingscriteria
vastgesteld en gepubliceerd (zie noot 2). De richtsnoeren, die na consultatie van
marktpartijen tot stand zijn gekomen, geven invulling aan een aantal begrippen die
van belang zijn voor het toerekeningssysteem van TPG. De belangrijkste worden hier
verkort weergegeven.
– Marktconformiteit: transacties tussen gereguleerde en niet-gereguleerde bedrijfsonderdelen
van TPG dienen plaats te vinden alsof er sprake is van juridisch en economisch onafhankelijke
marktpartijen. Dit wordt ook wel het ‘at arm’s length’-beginsel genoemd.
– Proportionaliteit: kosten en opbrengsten van gemeenschappelijk gebruikte productiefactoren
(bedrijfsmiddelen, personeel en financiën) dienen naar rato van het gebruik, op basis
van causale relaties, te worden toegerekend aan bedrijfsonderdelen of diensten. Dit
beginsel is gedetailleerd uitgewerkt in artikel 14 derde lid van de Postrichtlijn
(zie punt 6 hiervoor).
– Integraliteit: kosten die aan de verschillende diensten worden toegerekend dienen
volledig te zijn. Dit houdt volledige toerekening van directe kosten in en toerekening
van een evenredig deel van de indirecte kosten, op basis van objectieve criteria.
– Sfeerovergang: hiervan is sprake als gereguleerde diensten door wetswijziging niet
langer voorbehouden zijn. Het zelfde geldt indien TPG niet langer verplicht is bepaalde
diensten te leveren. Bij de overgang van gereguleerd naar vrij moet gehandeld worden
volgens vooraf opgelegde eenduidige en controleerbare regels.
– Kenbaarheid poststromen: TPG moet een door OPTA goedgekeurd systeem ontwikkelen
voor de statistische meting van de poststromen die tot de gereguleerde en de vrije
diensten horen.
20. Het door TPG vastgestelde toerekeningssysteem is voldoende gedetailleerd om te
worden beoordeeld. Bij de beoordeling is rekening gehouden met de door het college
vastgestelde richtsnoeren.
21. Het marktconformiteitsbeginsel wordt door TPG toegepast overeenkomstig de beleidsregels.
Interne leveringen vinden op een marktconforme wijze plaats. Indien er sprake is van
kapitaalinjecties (onder meer door middel van fusies en overnames) vindt dossiervorming
plaats waarbij moet worden voldaan aan vooraf opgestelde eisen. TPG heeft bovendien
adequate administratief organisatorische maatregelen getroffen om de naleving van
de procedures te waarborgen. De door het college aangewezen accountant ziet toe op
de naleving van deze procedures. De marktconformiteit komt ook tot uiting in de wijze
waarop vermogenskosten worden toegerekend aan het voorbehouden postvervoer, het overig
opgedragen postvervoer en de aan vrije dienstverlening.
22. Het proportionaliteitsbeginsel wordt door TPG, overeenkomstig artikel 14, lid
3 van de Postrichtlijn toegepast voor de toerekening van de gemeenschappelijke kosten.
Ook voor de toerekening van de rentekosten, is er sprake van het apart toerekenen
van een marktconforme rente voor het vermogensbeslag. Bij de toerekening van de vermogenskosten
blijkt uit de beschrijving van het toerekeningssysteem onvoldoende dat er rekening
wordt gehouden met het eigen vermogen dat besloten ligt in de gebruikte bedrijfsmiddelen.
Ook financiering door middel van eigen vermogen brengt kosten met zich mee. TPG past
de ABC-methode toe om invulling te geven aan het proportionaliteitsbeginsel. De ABC-methode
is een algemeen geaccepteerde methode voor de toerekening van gemeenschappelijke kosten.
De gebruikte kostendrijvers worden echter slechts in algemene zin behandeld. Het toerekeningssysteem
bevat echter geen opsomming van de gebruikte kostendrijvers en een beschrijving van
de wijze waarop deze kostendrijvers zijn bepaald. Kennis van de gebruikte kostendrijvers
en de wijze waarop ze zijn bepaald zijn nodig voor de (accountants)controle op de
juiste toepassing van het toerekeningssysteem. Bepaling van de kostendrijvers kan
geschieden middels integrale meting, steekproefsgewijze meting of meting door middel
van deelwaarnemingen.
23. Het integraliteitsbeginsel dat inhoudt dat kosten integraal, dus volledig, worden
toegerekend aan het dienstenassortiment wordt in overeenstemming met de richtsnoeren
van het college uitgewerkt in het toerekeningssysteem. Alle kosten en opbrengsten
worden volledig toegerekend aan alle diensten (zie ook punt 8 van het besluit).
24. De procedure die TPG bij sfeerovergang hanteert, waarbij er bij voortzetting van
een activiteit geen sprake is van een transactie, leidt ertoe dat er geen goodwill
of badwill wordt berekend. Het lijkt aannemelijk dat TPG uitsluitend die activiteiten
zal voortzetten die een positieve bijdrage leveren aan de toekomstige winst. Verliesgevende
activiteiten zullen waarschijnlijk worden beëindigd. Goodwill en badwill ontstaan
pas bij vervreemding van een activiteit. Gegeven de vooronderstelling dat winstgevende
activiteiten zullen worden gecontinueerd en verliesgevende zullen worden beëindigd,
zal er uitsluitend sprake zijn van goodwill. Het college is van mening dat bij de
overgang van de activiteiten de theoretische goodwill, op het moment van overgang,
moet worden bepaald. Deze goodwill mag over een periode van vijf jaar, de minimumperiode
die door TPG wordt gehanteerd voor het afschrijven van goodwill, worden afgeschreven.
Indien in deze periode wordt besloten tot verkoop van de activiteit aan een niet-groepsmaatschappij,
dient de boekwaarde van de goodwill op het moment van juridische levering ten goede
te komen aan de opgedragen dienstverlening.
25. De vaststelling van de aantallen poststukken die tot de opdragen dienstverlening
behoren en die niet tot de opgedragen dienstverlening behoren, in de richtsnoeren
kenbaarheid poststromen genoemd, is niet beschreven in het toerekeningssysteem. Bepaling
daarvan is echter wel van belang voor de toewijzing van kosten en opbrengsten.
26. Het toerekeningssysteem bevat geen overzicht van de bedrijfsmiddelen die primair
worden toegerekend aan de opgedragen dienstverlening. Dit overzicht moet worden opgesteld
omdat TPG geen vermogensbestanddelen toerekent aan de drie categorieën van activiteiten.
De kosten die samenhangen met de financiering met vreemd vermogen worden als kostenelement
in de intern gehanteerde tarieven meegenomen. Zoals eerder in punt 22 van dit besluit
is vermeld is het onduidelijk of dit ook het geval is voor de kosten die samenhangen
met het gebruik van eigen vermogen. Kennis van de vermogensbestanddelen is nodig met
het oog op de beoordeling van het door TPG op de opgedragen dienstverlening behaalde
rendement.